De column van Marc Reynebeau (DS 15 mei) heeft me echt ontgoocheld. Ik had van hem wel enig niveau verwacht. Mijn debat met Bert Anciaux in Reyers laat ging niet over de waarde van culturen. Ik heb vroeger vaak seminaries geleid waarin we naar criteria zochten om culturen te vergelijken en om die in positieve of negatieve zin te beoordelen. Het gebeurt zelden dat een cultuur in alle opzichten het hoogst of het laagst scoort. De term ‘achterlijk’ werd daar nooit bij gebruikt. Ook in publicaties vermijd ik dat. Eenmaal heb ik, om een precisering aan te brengen, vermeld dat, als iemand zegt dat de huidige islamcultuur ‘achterlijk’ is ten aanzien van de westerse, hij dan ook moet toegeven dat de westerse ‘achterlijk’ was in vergelijking met de Arabisch-Perzische van de 8ste tot de 12de eeuw. In die context was dat woordgebruik verantwoord.
Het onderwerp van het debat met Anciaux betrof echter niet een vergelijking van culturen, maar de aanval op de vrije meningsuiting die de resolutie van Anciaux in petto heeft. Behalve in een paar zinnen hecht Reynebeau, nochtans een journalist, daar blijkbaar weinig belang aan. Toch moet ik beklemtonen dat die resolutie in essentie over islamofobie gaat en dus ook over de rechten van een journalist. In de resolutie worden enkele mogelijke uitspraken over de islam veroordeeld, en ik wou aantonen dat het volstrekt legitiem zou zijn daar toch over te spreken. Ik had als voorbeeld de discriminatie van de vrouw kunnen behandelen, maar ik koos het – minder pijnlijke – van de wetenschappelijke ontwikkeling, en meer bepaald één van de mogelijke criteria om zoiets te beoordelen: het aantal Nobelprijzen. Reynebeau countert door de veertien Nederlandse met de vier Belgische prijzen te vergelijken. Natuurlijk zou zo’n vergelijking pietluttig zijn, maar één moslim-Nobelprijs (natuurwetenschappen) op bijna 1,5 miljard moslims, tegenover 130 op ongeveer 10 miljoen joden, dat is overweldigend: daar lopen zelfs de vergelijkingen van Reynebeau tegen te pletter.
Meningsvrijheid
De columnist stelt ook de vraag of ik de Belgische Nobelprijswinnaar Ilya Prigogine ook bij die joden reken. Iedereen weet dat men in die context ‘jood’ noemt wie van joodse afkomst is; godsdienstige en politieke overtuigingen spelen daarbij geen rol.
De cruciale vraag is hier of de invloed van een bepaalde cultuur wetenschappelijke en andere prestaties op hoog – of laag – niveau kan verklaren. Reynebeau vindt die Nobelprijs een weinig relevant criterium. Ook aan de houding tegenover de evolutietheorie hecht hij blijkbaar weinig belang. Wel, ziehier nog een kandidaat-criterium, om het af te leren. Zelfs volgens Arabische deskundigen worden jaarlijks meer boeken in het Grieks vertaald dan in het Arabisch. Niet relevant? En dit dan? Jaarlijks worden er meer boeken in het Spaans vertaald dan er sinds de 9de eeuw in het Arabisch vertaald zijn. Ik sta open voor verdere criteria.
Maar waarom gebruikte ik hier, uitzonderlijk, de term ‘achterlijk’? Wel, om duidelijk te maken dat meningsvrijheid inhoudt dat men zelfs het recht heeft uitspraken te doen die volledig fout zijn of door sommigen als beledigend worden ervaren. Als Reynebeau het daar niet mee eens is, moet hij het maar duidelijk zeggen. (Uitgesloten zijn alleen: laster, eerroof, negationisme, directe oorzaak van rampen of misdaden, en systematische aansporing tot racisme en discriminatie.) De journalist suggereert ten onrechte dat volgens mij moslims intellectueel niet kunnen excelleren. Ik heb over die achterstand op populatievlak enkele zinnige hypothesen, maar daarover ging dit debat niet.
De gouden tijd
Reynebeau verwijst ook naar de gouden tijd van de Arabisch-Perzische wetenschap. Ik heb die opmerking nu al zoveel keer moeten horen. Mag ik voor één keer, voor allen die mij daarop attent willen maken, vermelden dat ik bereid ben met hen een gesprek te voeren over de ‘intellectus agens’ bij Ibn Rushd. Ze hoeven mij ook niet uit te leggen wat de invloed was van al-Biruni en vooral van al-Khazini op Jordanus Nemorarius. Sinds 1960 bestudeer ik de Arabische wetenschap. Ik weet in welke mate al-Haitham de optica van Grosseteste, Roger Bacon, Witelo en Dietrich von Freiberg heeft beïnvloed. Alleen met de denkstappen van Qubt al-Din al-Shirazi heb ik nog problemen. Die mogen ze mij dan uitleggen.
Als iedereen zijn betweterigheid ter zake achterwege laat, kunnen we telkens over de grond van de thematiek discuteren en hier was dit het ‘maatschappelijk debat’ inzake de vrijheid van meningsuiting. Als ik het over een ander onderwerp heb, zal ik het duidelijk zeggen, en dan mag men gerust proberen me daar op te ‘pakken’.

http://www.standaard.be/cnt/DMF20130516_00585729


Qubt al-Din al-Shirazi schreef een werkje over logica.
Het is getiteld "De Grens van Volmaaktheid".

Kort geschetst is onderstaande redenering de kern van het tractaat.

"De islam is achterlijk".
Dat is een legitieme uitspraak om de eenvoudige reden dat men ook uitspraken mag doen die volledig fout zijn.
Stel nu dat er één of andere onverlaat zou beweren dat de uitspraak  "De islam is achterlijk" kadert in een systematische aansporing tot discriminatie.
Dan is de vraag uiteraard of de bewering van deze onverlaat juist of fout is.
Om dan tot de vaststelling te komen dat de vraag eigenlijk een antwoord blijkt te zijn.

"De uitspraak 'De islam is achterlijk' kadert in een systematische aansporing tot discriminatie."
Dat is een legitieme uitspraak om de eenvoudige reden dat men ook uitspraken mag doen die volledig fout zijn.

Ad infinitum...

De Grens van Volmaaktheid is de Uitzondering.


 

Logica voor gevorderden (u bent alvast gewaarschuwd).

De grond van de thematiek: het ontwijken van de definitie.
Wat is achterlijk?
Wat is systematische aansporing tot discriminatie?
In "is" is geen uitzondering.

Is dat de grond van de thematiek?
De  hardleerse auteur van de eerste uitspraak zou natuurlijk ook nog kunnen repliceren:
"De uitspraak 'De islam is achterlijk kadert in een systematische aansporing tot discriminatie' is laster".
Is deze repliek juist of fout?
Dat is een legitieme repliek om de eenvoudige reden dat men ook replieken mag geven die volledig fout zijn.

Maar die laatste "eenvoudige reden" is in dit geval ongeldig.
In dit geval geldt immers de uitsluiting van de meningsvrijheid: laster is uitgesloten.

Artikel 262 van het strafrecht
Hij die het misdrijf van smaad of smaadschrift pleegt, wetende dat het te last gelegde feit in strijd met de waarheid is, wordt, als schuldig aan laster, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

"In strijd met de waarheid" zou ik voorzichtig durven definiëren als "fout" (zoals ik ook "in overeenstemming met de waarheid" voorzichtig zou durven definiëren als "juist").
Indien u akkoord gaat met deze definitie komen we tot de Volmaaktheid:
In het kader van de vrije meningsuiting moet een foute uitspraak kunnen behalve als ze fout is.