zaterdag 9 maart 2013

Aesopus



http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2013/03/08/open-brief-aan-samira-azabar

Geachte Mevrouw Azabar,
Verre van mij de gedachte dat een vrouw met een hoofddoek niet rationeel kan denken of dat vroeger een non met een traditionele kap niet kon denken. Het is mijn ervaring dat meningsverschillen tussen mensen in veel gevallen weinig te maken hebben met intelligentie; maar, onder de vele factoren, vooral beïnvloed zijn door diep ingewortelde motieven - die bvb. uit de opvoeding voortkomen - en daarnaast voortspruiten uit een gebrek aan adequate kennis. Zelf heb ik ongeveer 25 jaar nodig gehad om mij te ontrekken aan de invloed die mijn ingrijpend christelijke opvoeding op mij had uitgeoefend, mede omdat dit samenhing met een intense band met mijn zeer gelovige moeder. Ik zal dus nooit zomaar de intelligentie of de intellectuele eerlijkheid van een andersdenkende in twijfel trekken. Wat ik wel telkens weer moet vaststellen, is de ontzaglijke moeilijkheid om afstand te doen van overtuigingen die sterk zijn ingeworteld. Zo’n afscheid veroorzaakt immers een psychische pijn, die door de Amerikaanse sociaal-psycholoog Leon Festinger ‘cognitieve dissonantie’ genoemd wordt. Om die dissonantie weg te werken (die bvb. gepaard zou gaan met het verlaten van het geloof in God), zoeken we allerlei ‘ad hoc’ redeneringen, alternatieve interpretaties en verbloemende voorstellingen van zaken. Een typisch voorbeeld hiervan vinden we sinds meerdere decennia bij geëmancipeerde vrouwen die trouw willen blijven aan de islam. Ze stellen het dan zo voor dat de islam aanvankelijk een vrouwvriendelijk karakter had, maar naderhand door allerlei macho interpretatoren in de richting van mannelijke dominantie evolueerde.
Ik heb heel veel begrip voor die pogingen om de dissonantie te reduceren. Immers, wie een geëmancipeerde vrouw wil zijn; dus trouw aan zichzelf als autonoom denkend wezen, en daardoor in de bekoring zou komen de godsdienst te laten vallen, wordt geconfronteerd met een verscheurend afscheid van geloofsinhouden en attitudes waaraan men van kindsbeen af gehecht is. Bovendien leidt dat meestal tot een pijnlijke breuk met ouders, broers en zusters en vaak ook tot een uitstoting door de bredere gemeenschap. Maar, hoezeer ik dat ook als medemens respecteer, en op grond van mijn eigen ervaring kan aanvoelen, toch vind ik dat de ware trouw aan onszelf inhoudt dat we ons tot het uiterste inspannen om de waarheid ten volle aan het licht te laten komen. Ik zou die gedachte graag illustreren rond de thematiek van de positie van de vrouw in de islam, waarover ik al zoveel onjuistheden gelezen heb.
In het interview in DeWereldMorgen.be beklemtoont u herhaalde malen dat volgens de Koran man en vrouw gelijk zijn. U drukt het onder andere zo uit: "Vrouw zijn is in de Koran als dusdanig niet een element waaraan allerlei voor- of nadelen verbonden zijn. De beide geslachten staan op gelijke hoogte, en ook dat is fundamenteel bevrijdend en emanciperend.” Ik vraag me af waarop deze bewering steunt.
Ik neem aan dat u, bij de verwijzing naar het scheppingsverhaal, Soera 7, 189 voor ogen hebt: “Hij is het die jullie uit één wezen geschapen heeft en die uit hem zijn echtgenote maakte opdat hij bij haar rust zou vinden.” Dit strookt met het bijbelverhaal, waarbij de man eerst geschapen werd, waarna ‘uit hem’ een echtgenote werd gemaakt, ten behoeve van hem (“om bij haar rust te vinden”). Hoe men uit die getrapte schepping af kan leiden dat man en vrouw gelijk zijn, ontgaat me.
Overigens staan naast deze passus in de Koran een hele reeks teksten die de ongelijkheid tussen man en vrouw nadrukkelijk bevestigen.
(a) Het basisprincipe wordt uitgedrukt in Soera 4, vers 34: “De mannen zijn zaakwaarnemers voor de vrouwen, omdat God de een boven de ander heeft bevoorrecht...” . (“Men are the maintainers of women because Allah has made some of them to excel others…” “Les hommes ont autorité sur les femmes en vertu de la préférence que Dieu leur a accordée sur elles »).
Dit principe kan zeker niet uit zijn verband gerukt zijn, want het komt uit een van de meest samenhangende Soera’s: die welke expliciet over ‘de vrouwen’ handelt (an-nisaa). Deze principiële ongelijkheid van man en vrouw wordt door geen enkel ander vers van de Koran ontkracht. Integendeel.
(b) Op het seksuele vlak wordt dit als volgt geconcretiseerd: een vrouw kan alleen seksuele betrekkingen hebben met haar echtgenoot (wanneer die dat wenst); de man mag betrekkingen hebben met een onbeperkt aantal vrouwen: vier echtgenoten en zoveel slavinnen als hij zich kan veroorloven: S 23, 1-6; “Het zal de gelovigen wel gaan... die hun schaamstreek kuis bewaren, behalve bij hun echtgenotes of de slavinnen waarover zij beschikken...”; “ Successful are the believers…who guard their private parts except for their mates or those whom their right hand possess…” “Heureux les croyants…qui se contentent de leurs rapports avec leurs épouses et leurs captives “. Vgl. ook: S 4, v 3 : « …trouwt dan met zoveel vrouwen als jullie goeddunkt, twee, drie of vier. Maar als jullie vrezen (haar) niet rechtvaardig te kunnen behandelen, dan met één of met slavinnen.” “…then marry such women as seem good to you: two and three or four but if you fear that you will not do justice (between them), then (marry) only one or what your right hands possess”. “…épousez comme il vous plaira, deux trois ou quatre femmes. Mais si vous craignez ne pas être équitables prenez une seule femme ou des captives de guerre ». S. 70, 28-30 : « … zij die hun schaamstreek kuis bewaren, behalve bij hun echtgenotes of de slavinnen waarover zij beschikken…”, “A l’exception des hommes chastes, qui n’ont de rapports qu’avec leurs épouses et avec leurs captives de guerre. » . « And those who guard their private parts, except in the case of their wives or those whom their right hands possess.”
Aangezien er geen enkel spoor in de islamtraditie bestaat dat enige polygamie van de kant van de vrouw mogelijk zou zijn, wijst dit op een onmiskenbare discriminatie ten nadele van de vrouw. De Arabische tekst zegt: “die welke uw rechterhand bezit” en de hele traditie is het erover eens dat dit betekent ‘slavinnen’. Er kan dus geen twijfel bestaan dat Mohammed en zijn volgelingen slavinnen hadden en dat men daar seks mee had - als volledig ondergeschikt aan hun meesters konden ze zich daartegen niet verzetten en zelfs als ze dat konden, wisten ze wat hen te wachten stond -. Deze vrouwen waren dus onderworpen aan een totale mannelijke willekeur.
Het is (volgens de islam) ‘God’ (Allah) die hier spreekt en als hij het anders bedoelde, had hij het in een zo belangrijke materie wel duidelijk mogen zeggen. Dit voorschrift, dat misschien enige vooruitgang betekende (qua aantal echtgenotes) in het Arabisch schiereiland, vormde in de later veroverde gebieden (met het grootste aantal inwoners) een substantiële achteruitgang op humaan vlak, want zowel de Griekse als de Romeinse maatschappij waren monogaam en tegen de tijd van Mohammed waren die bewoners dat als christenen ook.
(c) De man kan zijn echtgenote verstoten, het omgekeerde is uiteraard niet mogelijk. S 65, v 1: “O profeet! Wanneer jullie je van je vrouwen scheiden, doe dat dan met inachtneming van haar wachttijd...” . “ O Prophet when you divorce women divorce them for their prescribed time…”. “Prophète lorsque vous voulez répudier vos femmes, faites-le à l’issue de leur période d’attente ».
Er is nergens in de islamtraditie enige aanwijzing dat een vrouw een man kan verstoten. Dat is opnieuw een verregaande discriminatie. Men moet er ook rekening mee houden dat de man geen reden moet opgeven voor de verstoting. Opnieuw, als God dat anders bedoelde, had hij dat wel nauwkeurig duidelijk moeten maken, want hierdoor is onnoemelijk veel lijden van vrouwen en kinderen veroorzaakt.
(d) Deze voorrang op het seksuele vlak komt op markante wijze tot uiting in de behandeling van mannen en vrouwen in het paradijs. Er staan in de Koran een honderdtal vermeldingen van de beloning in het paradijs. De meeste gaan over de gelovigen of de goede mensen in het algemeen; een tiental vermelden dat zowel vrouwen als mannen in de tuin binnengaan. Maar de negen echte beschrijvingen van het paradijs hebben alle betrekking op de beloning van mannen: zij krijgen de beschikking over de hoeri’s, maagden met de grote ogen en de blijvende jeugd (volgens de latere traditie: 70 of 72 in aantal). Dat zijn duidelijk lustobjecten; het lot van de vrouwen die ze op aarde hadden, wordt niet uitgelegd. Zie hiervoor: S. 37, 49-49; 38, 50-52; 44, 51-54; 52, 17-27; 55, 46-78; 56, 22-38; 78, 31-34. Er zijn geen koranverzen waar vrouwen in het Paradijs maagdelijke jongemannen tot hun (seksuele) beschikking hebben. Dat die hoeri’s niet hun eigen vroegere vrouwen kunnen zijn, blijkt uit de precisering: “ze zijn nooit door een man of een djinn aangeraakt”.
In de christelijke hemel wenst men zijn geliefden terug te zien: echtgenoten, ouders, kinderen. Maar hier gaat het om ‘maagden’ als pure lustobjecten.
(e) Vrouwen zijn op het emotionele en intellectuele vlak minderwaardig aan mannen, daarom zijn ze bv. minder betrouwbaar als getuigen: S 2, v 282 “ En roep twee getuigen op uit het midden van jullie mannen. En als er geen twee mannen zijn, dan een man en twee vrouwen... zodat, als één van haar beiden zich vergist, de andere haar eraan kan herinneren.” “And if there are not two men, then one man and two women…so that if one of the two errs, the second of the two may remind the other”. “Si vous ne trouvez pas deux hommes, choisissez un homme et deux femmes… si l’une des deux femmes se trompe, l’autre lui rappellera ce qu’elle aura oublié. »
Dat een mannelijke getuige kan dwalen, wordt blijkbaar niet in rekening gebracht.
(f) Ook op het vlak van de erfenissen wordt de vrouw achteruit gesteld: S 4, v 176: “... als er verscheidene broers en zusters zijn, dan komt de man het aandeel van twee vrouwen toe.”
Hierbij wordt tot in den treure als argument gegeven dat de man zijn vrouw moet onderhouden. Ten eerste is dit een typische stadsopvatting. Op het platteland werkt de vrouw evenveel en meestal meer op het land dan de man, zodat het onderhoud van het gezin in grote mate op haar berust. Ten tweede is deze formule van geen nut als de man arm en/of werkloos is: dan kan hij helemaal niemand onderhouden. Ten derde wordt hier geen rekening gehouden met het feit dat de vrouw weduwe kan worden of kan worden verstoten: in die gevallen zou een rechtvaardige erfenis haar goed van pas komen. Deze dissonantie-reductie is typisch voor de bochten waarin men zich wringt om een intrinsiek onrechtvaardige maatregel goed te praten.
(g) Een manifest bewijs van de feitelijke ongelijke behandeling van mensen vindt men in de toepassing van de ‘lex talionis’ (oog voor oog, tand voor tand); S. 2, 178: “Jullie die geloven, aan jullie is voorgeschreven te vergelden bij doodslag: een vrije voor een vrije, een slaaf voor een slaaf, een vrouw voor een vrouw”. “Retaliation is prescribed for you in the matter of slain: the free for the free the slave for the slave and the female for the female”. “La loi du talion vous est prescrite en cas de meurtre: “l’homme libre pour l’homme libre, l’esclave pour l’esclave, la femme pour la femme ».
Dat betekent: als iemand de slaaf of de vrouw van een ander doodt, dan moet zijn eigen slaaf of vrouw gedood worden, ook al zijn die onschuldig. Hier wordt terloops nog eens duidelijk bewezen dat het bezit van slaven institutioneel volledig geregeld is: tevens blijkt dat niet alleen de slaven een ander statuut hebben dan de vrije man, ook de vrouwen hebben een ander statuut. Maar misschien had God dat anders bedoeld? Waarom heeft hij dat dan niet duidelijk gezegd? Terloops, in dezelfde tekst wordt vermeld dat men de doodstraf kan ontlopen als men de familie kan uitbetalen. De rijken kunnen dus aan hun straf ontkomen, de armen niet…
(h) Het overwicht van de man komt op de meest markante wijze tot uiting in het feit dat de echtgenote hem onderdanig moet zijn en dat hij wordt aangespoord haar te slaan in geval van ongehoorzaamheid: S 4, v 34: “ De deugdzame vrouwen zijn dus onderdanig...Maar zij van wie jullie de ongezeglijkheid vrezen, vermaant haar, laat haar alleen in haar rustplaatsen en slaat haar”. “the good women are therefore obedient…and (as to) those on whose part you fear desertion, admonish them, and leave them alone in the sleaping places and beat them; then if they obey you, do not seek a way against them”. “ Celle dont vous craignez l’indocilité, avertissez-les! Reléguéz-les dans les lieux où elles couchent! Frappez-les. Si elles vous obéissent ne cherchez plus contre elles de voie de contrainte! »
Er bestaat een onvoorstelbare massa pogingen tot dissonantie-reductie naar aanleiding van dit vers. Het komische is uiteraard dat er zoveel verschillende zijn. Als er één duidelijke uitleg zou bestaan, dan zou die toch door iedereen worden gevolgd? De eenvoudigste dissonantie-reductie bestaat erin manifest te liegen: “de vertaling is verkeerd” zegt men dan. Zo bestaat er een Nederlandse ‘vertaling’ die luidt “slaat ze (lichtjes)” een andere zegt: “geef ze een tikje”. In het Engels zijn er heel wat die vermelden “lightly”. Als dat er zo in het Arabisch stond, zouden alle moslim vertalers dat toch zeker vermelden en er zijn er heel veel die zo eerlijk zijn dat niet doen, o.m. die van de Islamitische Republiek van Iran. Anderen putten zich uit om aan te tonen dat ‘slaan’ hier iets helemaal anders betekent dan ‘slaan’; maar dat wordt uiteraard tegengesproken door degenen die het dringend nodig vinden eraan toe te voegen ‘lichtjes’. Anderen zeggen dat dit alleen geldt als de vrouw ongelovig wordt, of ontrouw, maar iedereen die de islam kent, weet toch dat op ongeloof en overspel heel wat strengere straffen staan (doodstraf) en daar heeft de man niets over te zeggen. Bovendien toont het laatste vers duidelijk aan dat het over ongehoorzaamheid gaat, want, als de vrouw terug gehoorzaam wordt, mag de man niet verder aandringen.
De ongehoorzaamheid waarover het hier gaat, luidt in het Arabisch “nušuz”. Volgens de hele moslimtraditie moet deze ondeugd volgens de koran in drie stappen worden bestreden. Er bestaat ook een hedendaagse moslima deskundige die het met deze procedure tot verbetering eens is. Hierbij vergeet men dat de koran alleen die situatie in ogenschouw neemt waarin de vrouw in de fout gaat en door de man moet worden ‘bijgewerkt. Nergens wordt er uitgelegd hoe een vrouw haar man (een luiaard, een dronkaard, een vrouwenloper) op het goede pad moet brengen en zeker staat er nergens dat zij hem mag slaan. De discriminatie is dus weer eens evident. Dat het om echt slaan gaat, kan met talloze ahadith worden bewezen. Zo is er een getuigenis van Asma, dochter van Abu Bakr (eerste ‘rechtgeleide’ kalief). Ze zei dat haar man al Zubeir, wanneer hij kwaad was al zijn vrouwen sloeg met een kapstok tot die brak (tafsir al Alussi). Asma ging eens haar beklag maken bij haar vader; hij antwoordde: wees geduldig: Al Zubeir is een vroom man, het is mogelijk dat gij het verdient.
De tweede kalief Omar antwoordde aan iemand die hem verweet dat hij zijn vrouw sloeg: “Ik heb de Gezant van God horen zeggen: een man die zijn vrouw slaat hoeft geen rekenschap af te leggen.”(Al Qortubi, 1967). Ook is er de hadith van de Profeet “Hang uw zweep daar waar uw vrouw die kan zien”. (Tafsir al Zamkhshari). Al Kassani schrijft in zijn werk ‘Bada i al Sana i’ dat een man het recht heeft zijn vrouw te slaan zoals een meester het recht heeft zijn slaaf te tuchtigen. Verschillende korangeleerden, die teveel uitspattingen kenden, hebben echter gepoogd beperkingen op te leggen; zij het niet altijd dezelfde.
Het slaan mag de dood niet tot gevolg hebben; het moet op verschillende plaatsen van het lichaam gebeuren; men mag niet in het gezicht slaan; men moet slaan met een opgerolde handdoek (citaten bij Akkad: ‘Al Mara…’1969)
Volgens nog anderen mag men geen snijwonden aanbrengen of botten breken. De meest humane: Ibn Abbas vindt dat men moet slaan met een tandenstoker. (geciteerd bij Akkad, ibidem) Anderen verkiezen een kort rietje of een potlood.
Dit alles maakt duidelijk dat, vanaf het begin, degenen die Arabisch kenden, wel degelijk ‘slaan’ als ‘slaan’ verstonden. Maar degenen die het inhumane karakter aanvoelden poogden het ergerlijke ervan te verzachten. Dat leidde uiteraard tot uiteenlopende ahadith. Over de rechten van de vrouw zou de Profeet gezegd hebben: “Je moet haar eten en kleren bezorgen telkens je dat voor jezelf doet. Je mag niet in het gezicht slaan” (Citaat Akkad, 1969). Maar een andere hadith zegt het tegenovergestelde: “Houd uw vrouw in de hand, je mag de ongehoorzame vrouw in het gezicht slaan” (citaat: Omar Farrukh, ‘Al usra…’ 1951). Maar weer andere ahadith zeggen: “Sla de vrouwen niet” (citaat Al Mawdudi, 1978. “Ben je niet beschaamd dat je je vrouw slaat zoals een slaaf? Je slaat ze ’s morgen en ’s avonds ga je ermee naar bed.” (citaat Akkad, 1969). (Als dit een ‘authentieke’ hadith is, impliceert die wel dat je een slaaf mag slaan.) “De beste onder u is die welke de beste is voor zijn vrouwen” (Cit. Al Mawdudi, 1978). Onder de hedendaagse islamtheologen is er ook meningsverschil. Zaki Addin Shaaban verzet zich tegen de opvatting dat de kastijding van de vrouw een voorbijgestreefde woestijnopvatting is. Hij vindt wel dat men zich aan bepaalde culturen moet aanpassen, maar toch zijn er vrouwen, vindt hij, die men alleen met kastijding kan verbeteren.(Shaaban: ‘Al Ahkam…’1971). Shawki Abu Khalil vindt deze methode alleen toepasselijk in welbepaalde situaties, niet bvb. als de vrouw van plan is een echtscheiding aan te vragen; maar ongetwijfeld is dit een passend middel voor bepaalde vrouwen. (‘Al islam fi qafas al ittiham’, 1980)
De grote theoloog Mahmud Shaltut denkt dat de lichaamskastijding gepast is voor vrouwen die marginaal en afwijkend zijn en niet vatbaar voor rede. In die gevallen is die straf ‘natuurlijk’. (‘Al islam aqida wa shariah’ 1974).
Al Akkad aanvaardt, zij het met beperkingen, het algemene principe: “zolang er in het universum één vrouw op duizend bestaat voor wie die straf nuttig is, moet de jurisprudentie dat vermelden”. (‘Al mar’a fil quran 1969). Hij vindt bovendien het volgende “De vrouw beleeft er genoegen aan zich te onderwerpen als ze iemand vindt die haar daartoe dwingt… Aangezien ze in de onderwerping plezier vindt is het niet te verwonderen dat ze geniet, telkens als ze door haar man gekastijd wordt.” (Hadidi as-sagara 1969). Mohammad Qobt zegt dat je het wapen van de lichaamskastijding slechts mag gebruiken als alle andere middelen zijn uitgeput, maar er zijn gevallen van psychische afwijking waar geen ander middel helpt. Indien een bepaalde neurose (masochisme) bij een vrouw aanwezig is, is de lichaamskastijding voor haar de geschikte straf. Ze wordt er meer evenwichtig door. (‘Subuhat…’1960). Ahmad Mohammad Jamal is het daarmee eens (‘Muhadarat fi at-taqafa al islamya’, 1974).
Dit zijn allemaal gezaghebbende figuren van onze tijd die in Arabische faculteiten doceren of doceerden. Er zijn natuurlijk ook enkele moslimgeleerden die de lijfstraf afwijzen; nog anderen keren de zaken om: het gaat om een voordeel voor de vrouw. Boudhiba - een vrouw - zegt: het gaat hier om een verdeling van verantwoordelijkheden binnen het gezin: het recht om de vrouw te slaan impliceert tevens de plicht om haar te onderhouden en voor haar te werken. (‘La sexualite en islam 1975’). Je kunt het zo gek niet bedenken of men heeft het uitgevonden om dit sinistere vers enige zin te geven.
Maar opnieuw, kon die alwijze God niet voorzien wat men hiermee allemaal zou uitrichten en zich wat nauwkeuriger uitdrukken?
Eén ergerlijk gegeven uit de Koran wil ik nog vermelden. Bij de regels over de wachttijd (vóór een nieuw huwelijk) na verstoting wordt vermeld dat die voor meisjes die nog niet gemenstrueerd hebben, drie maanden bedraagt. (S. 65, 4). De Koran laat dus toe een niet geslachtsrijp meisje uit te huwen. Kan er sprake zijn van ‘gelijkheid’ met een onmondig kind?
Ik besef dat dit betoog nogal uitvoerig is, maar ik heb in mijn discussies (ook schriftelijke) met moslima’s zoveel pogingen tot vergoelijking meegemaakt, dat het nuttig lijkt de objectieve gegevens eens op een rijtje te zetten. Ik zie er voorlopig van af ook nog de talloze vrouwonvriendelijke ahadith te vermelden (voor de niet-kenners, dit zijn tradities over uitspraken en handelingen van de Profeet; heel veel ervan zijn vermoedelijk niet authentiek, maar ze drukken wel de mentaliteit van de eerste eeuwen van de islam uit).
Alleen dit nog. Volgens verschillende ahadith werden de vrouwen van een tijdens gevechten veroverd gebied als slavinnen aan de krijgers toegewezen. Die slavinnen werden op grote schaal verkracht en volgens die ahadith had de Profeet daar geen bezwaar tegen. Ik heb er moeite mee om zoiets te zien als een uiting van respect voor de vrouw.
Mevrouw Azabar, in al mijn uitspraken over de vrouw in de islam steun ik niet op Westerse bronnen: alleen op authentieke islamitische. Het is mogelijk dat deze uitspraken u pijn doen; dat is niet mijn bedoeling. Wel is het mijn diepe overtuiging dat we altijd de waarheid onder ogen moeten zien. U hebt gelijk als u erop wijst dat ook in het christendom de positie van de vrouw lange tijd - ten dele ook nu nog - te wensen over liet. Maar dit kan voor de islam geen excuus zijn.
Ik heb geen probleem met een moderne islam die mensen als Malek Chebel, Mohammed Arkoun, Rachid Benzine, enz. verdedigen. Zo’n verlichte islam bereikt men echter niet door een verkeerd beeld van de historische waarheid op te hangen; en die waarheid is dat zowel de Koran als de islamtraditie, in tegenstelling tot wat u beweert, verregaand vrouwonvriendelijk is.
Een islam die zich vooral door de Mekkaanse Soera’s laat inspireren en de latere als grotendeels tijdsgebonden ziet, zou wellicht voor veel geëmancipeerde moslims en moslima’s een zinvolle combinatie vormen van modern denken en trouw aan een traditie. Er zijn theologen zoals Schillebeeckx die iets analoogs voor het christendom gerealiseerd hebben. Waarom zou dat voor de islam niet mogelijk zijn?
Maar het is mijn diepe overtuiging dat men hiervoor bereid moet zijn de waarheid, de hele waarheid, onder ogen te zien.
Met bijzondere waardering,
Etienne Vermeersch


Kennelijk heeft een opinie meer waarde als men de nodige referenties en citaten kan inbrengen.
Welaan dan.
"Ho, Ho, Ho", zei de kerstman.
Laten we even bij de inleiding blijven.

"Wat ik wel telkens weer moet vaststellen, is de ontzaglijke moeilijkheid om afstand te doen van overtuigingen die sterk zijn ingeworteld. Zo’n afscheid veroorzaakt immers een psychische pijn, die door de Amerikaanse sociaal-psycholoog Leon Festinger ‘cognitieve dissonantie’ genoemd wordt."
"Cognitieve dissonantie".
Ik heb het moeten opzoeken, een mens leert toch altijd wel iets van een tekst van Vermeersch.
"Cognitieve dissonantie is een psychologische term voor de onaangename spanning die ontstaat bij het kennis nemen van feiten of opvattingen die strijdig zijn met een eigen overtuiging of mening,"
http://nl.wikipedia.org/wiki/Cognitieve_dissonantie

"Om die dissonantie weg te werken (die bvb. gepaard zou gaan met het verlaten van het geloof in God), zoeken we allerlei ‘ad hoc’ redeneringen, alternatieve interpretaties en verbloemende voorstellingen van zaken."

"Ho, Ho, Ho", zei de kerstman.
Wacht eens even.
Er is sprake van een cognitieve dissonantie als er enerzijds een "foute" overtuiging is en anderzijds "juiste" feiten.

"De islam is vrouwvriendelijk"
Dat is het "feit" van mevrouw Azabar.
" Ik vraag me af waarop deze bewering steunt."
Je kan toch moeilijk tegelijkertijd beweren dat er (a) geen argumenten worden aangedragen en dat er (b) "ad hoc"  argumenten worden gebruikt.
(c) ik leer snel.

"De islam is vrouwonvriendelijk"
Dat is de sterk ingewortelde overtuiging van meneer Vermeersch.
Aardig lijstje "ad hoc" argumenten.
Een hongerige vos zag een fraaie tros druiven hangen aan een lange wijnstok. Die zien er lekker rijp uit, dacht de vos. Hij ging op zijn twee poten staan om de druiven te grijpen, maar de tros hing te ver. De vos nam een aanloopje en sprong hoog in de lucht, maar nog kon hij de tros niet bereiken. Wat de vos ook probeerde, het lukte hem niet de druiven te pakken. Dus gaf hij op. De vos keerde zich om met de neus in de lucht en liep weg alsof het hem niks kon schelen. "Ik dacht dat die druiven rijp waren," zei hij tegen zichzelf, "maar nu zie ik dat ze toch zuur zijn."




In het Islamitisch discours, wordt de (oorspronkelijke, Arabische) Koran aanzien als letterlijk, werkelijk, het "Woord van God", zoals het door de Aartsengel Gabriël overgebracht werd aan de Profeet Mohamed. Elk vers uit de Koran is een mirakel op zich. Al is het de bedoeling zoveel mogelijk over God te leren om te achterhalen hoe men God best kan dienen, toch kan men God nooit helemaal kennen. Immers, God is uniek:
"Zeg: "Hij is God, als enige. God de bestendige. Hij heeft niet verwekt en is niet verwekt en niet één is aan Hem gelijkwaardig."" (Koran 112:1-4)
Deze uniciteit van God houdt al meteen een waarschuwing in: in het Islamitisch discours kan geen mens beweren het Woord van God volledig te begrijpen. Wie dit wel zou doen, zou zich op gelijke hoogte plaatsen met God, wat in de Islam zowat de zwaarste zonde is vermits dit het eerste en meest essentiële geloofspunt - dat er geen god is dan God - verbreekt.
http://www.cie.ugent.be/bogaert/bogaert3.htm




Geen opmerkingen:

Een reactie posten