donderdag 31 mei 2012

Paul Scheffer


Angst voor verval scherpt de blik


OPINIE − 30/05/12, 06u39
dm column Paul Scheffer is Nederlands publicist en hoogleraar Europese studies. Zijn column verschijnt tweewekelijks op woensdag.

Misschien is het grootste probleem van onze tijd dat de angst niet meer verbonden is met hoop op verbetering
'Een mens kan nooit bang genoeg zijn.' Toegegeven, er zijn lichtvoetiger manieren om te beginnen, maar de Franse schrijver Céline, van wie de aanhaling afkomstig is, had enig recht van spreken. Elders in zijn Reis naar het einde van de nacht merkt hij nog op: "Filosoferen is alleen maar een andere manier van bang zijn en leidt eigenlijk uitsluitend tot laf gehuichel".

Dat is een nuttige waarneming, nu het gejeremieer over 'angst' niet van de lucht is. Overal zoemt het woord rond: we zouden leven in een bang en naar binnen gekeerd land. Cabaretiers, journalisten, ambassadeurs en politici, allemaal weten ze zeker dat we ons door vrees laten leiden. Sommigen zien daarin zelfs een gevoel dat de hele Westerse wereld kenmerkt. In het Verre Oosten heerst de hoop, aan onze kant de angst.

Aan die psychologisering van het wereldbeeld kleven bezwaren. Zo'n duiding van de samenleving suggereert gevoelsmatige nabijheid, maar schept eigenlijk afstand. Het gaat immers altijd over de angst van anderen, die in de greep zijn van onbewuste motieven, om niet te zeggen waanvoorstellingen. Daarmee eindigt het gesprek, voordat het is begonnen. Want wie kan zich verweren tegen wantrouwen dat gericht is op zijn beweegredenen?

Maar als we dan toch over al dan niet bewuste motieven willen spreken, zou in een open samenleving het uitgangspunt moeten zijn dat de vrees van de een de hoop van de ander is. Vroeger noemden we dat democratie. Namelijk het vermoeden dat verschillende mensen op een verschillende manier naar de wereld kijken, omdat belangen en opvattingen nu eenmaal uiteenlopen.

Een beetje zelfonderzoek kan geen kwaad. En dan blijkt al snel dat angstbeelden gemeengoed zijn. Aanhangers van Europa die zeggen dat het weer oorlog wordt als de euro omvalt, roepen evenzeer een angstbeeld op als de tegenstanders van diezelfde euro. De meer dan een miljoen mensen die in de jaren tachtig demonstreerden tegen de plaatsing van nucleaire wapens werden gedreven door vergelijkbare zorgen als de voorstanders van die plaatsing.

Het is duidelijk dat de benauwenis aan alle kanten voorkomt. Angst heeft een slechte reputatie maar is onontbeerlijk, al was het maar om de blik te scherpen. Zoals de Poolse schrijver Ryszard Kapuscinski ooit opmerkte: "Angst heeft grote ogen". Ook hij had recht van spreken: zijn veel geprezen vermogen om te observeren -denk aan zijn beroemde boek over de nadagen van keizer Haile Selassie - had alles te maken met een gevoel van dreiging dat hem nooit verliet.

Hij wist ook dat mensen pas de gebaande paden verlaten door zich een voorstelling te maken van een slechte afloop. Zulke verontrusting is een wezenlijk motief voor maatschappelijke verandering. Eigenlijk vloeien alle grote hervormingen voort uit een mengeling van angst en hoop. Zo speelde, naast morele overtuiging, de vrees voor maatschappelijke onlusten een rol in de opkomst van de sociale zekerheid. De poging om een oplopende klassenstrijd te dempen leidde tot herverdeling tussen arm en rijk.

Misschien is het grootste probleem van onze tijd dat de angst niet meer verbonden is met hoop op verbetering en steeds meer tot behoudzucht leidt. De vraag is dus niet waarom er angst bestaat in het publieke leven, die is er namelijk altijd. De vraag zou moeten zijn: waaraan ontlenen we hoop? Aan die kwestie komen de polemisten tegen de angstcultuur nooit toe, want ze hebben het te druk met de drijfveren van anderen.

Iemand aan wie ik hoop ontleen, is de onlangs overleden Vaclav Havel. Zijn levensverhaal staat voor de volharding van een dissident die ervan overtuigd was dat hij nooit de val van het communisme zou meemaken. Van hem kunnen we leren dat hoop niet hetzelfde is als geloven in een goede afloop: "Hoop is een geestesgesteldheid, geen wereldgesteldheid". Er zijn zaken waarvoor het waard is risico's te nemen, ongeacht wat ermee wordt bereikt.

Ook bij Havel blijken hoop en angst hand in hand te gaan. Hij karakteriseert zichzelf als een rebel die licht in paniek raakt: "Ik ben altijd bang voor iets, en zelfs de moed die men mij toedicht komt voort uit angst; angst voor mijn eigen geweten, dat er behagen in schept me te kwellen met mijn echte en denkbeeldige mislukkingen". Zo gezien kan een mens inderdaad nooit bang genoeg zijn.
http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/Opinie/article/detail/1445967/2012/05/30/Angst-voor-verval-scherpt-de-blik.dhtml


Mooi gefilosofeerd Paul.
Een nihilist citeren is niet zonder risico.
"Filosoferen is alleen maar een andere manier van bang zijn en leidt eigenlijk uitsluitend tot laf gehuichel".
Hebt u hem?

Ik ben bang van "we".
Of van "de" mens.
Iedereen is bang alleen te zijn, iedereen probeert er aan te ontsnappen.
Maar "wij zijn alleen" is geen oplossing om aan het alleen zijn te ontkomen.
Daar ben ik zeker van.

Hebt u hem?
Ik ben bang van "iedereen".
"C'est des hommes et d'eux seulement qu'il faut avoir peur, toujours"
Céline.
Poco pech Vaclav.


P.S.
'Een mens kan nooit bang genoeg zijn.'
Ik vind bovenstaand citaat niet onmiddellijk terug. Is het een vrije vertaling van "mijn" citaat?

Joke Schauvliege


Even buiten de lijntjes kleuren (of toch weer niet?)
Wie beslist over het gigantische complex in Machelen?
Uit welingelichte bron hebben wij vernomen dat het hier de heer Yves Leterme betreft die de uiteindelijke beslissing zal nemen.
Er werd namelijk een sms-bericht van Joke Schauvliege onderschept.
"U place or my place?"

woensdag 30 mei 2012

Wouter Beke

http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/Opinie/article/detail/1445968/2012/05/30/Democratie-kan-niet-zonder-verdraagzaamheid-beste-Ann.dhtml

Democratie kan niet zonder verdraagzaamheid, beste Ann


OPINIE − 30/05/12, 06u41
"Ik zal ondertussen wel geregeld het hoofd blijven schudden bij het zien van zoveel haat tegenover alles wat te maken heeft met christelijke cultuur en traditie. Vooral voor een jonge vrouw als Ann De Craemer vind ik dit ronduit verbazend"
 
 
Democratie is een georganiseerd meningsverschil. De Pruisische generaal Carl von Clausewitz formuleerde het destijds krasser: "Democratie is het voortzetten van de oorlog met vreedzame middelen". Die 'vreedzame middelen' zijn blijkbaar niet altijd evident, te oordelen aan bepaalde opinies. In navolging van Etienne Vermeersch roept nu ook Ann De Craemer op tot eliminatie van CD&V en mijn persoon (DM 26/5).

'Eliminatie'. U leest het goed. Eliminatie wil volgens de woordenboeken zeggen 'het verwijderen of wegwerken'. De definitie van een democratie als georganiseerd meningsverschil is ver weg. De verdraagzaamheid van mevrouw De Craemer en mijnheer Vermeersch tegenover mensen en organisaties die het niet volledig eens zijn met hun uitgangspunten is ver zoek. Ondanks het warme weer kreeg ik het er eerlijk gezegd koud van.

Vooraf even dit: bij dit soort tirades neemt men de feiten blijkbaar niet al te ernstig. Ik lees tot mijn verbazing dat ik mij verzet tegen euthanasie bij kinderen, terwijl de CD&V-voorstellen dat tien jaar geleden al mogelijk maakten. Ik lees dat wij een aanfluiting zijn van de scheiding tussen kerk en staat, terwijl die scheiding al sinds 1945 onderdeel uitmaakt van het wezen van onze partij. En geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt om de scheiding tussen kerk en staat terug te schroeven. Ik lees dat alle feestdagen katholiek zijn, terwijl we nochtans ook vrije dagen hebben op 1 mei, 11 juli, 21 juli en 11 november... Feestdagen zijn niet katholiek of vrijzinnig, ze zijn een uiting van wie we zijn en waar we vandaan komen. Ze maken deel uit van ons gevarieerde erfgoed. De meeste van die zogenaamd katholieke feestdagen bestaan bovendien in grote delen van de wereld en zijn daar niet door CD&V ingevoerd.

Overigens: ook Yves Desmet sloeg de bal onlangs mis in De Morgen, toen hij schreef dat CD&V zich in 2003 verzette tegen het openstellen van het huwelijk voor holebi's. In 2001 heb ik op het stichtingscongres van CD&V de partij daar, als voorzitter van de congrescommissie, mee een standpunt doen innemen. We hebben de wet in 2003 ook mee tot stand gebracht.

Maar eigenlijk zijn deze ergerlijke fouten niet eens het meest essentiële. De kernvraag is deze: kunnen mensen het op een beschaafde manier oneens zijn in hun mens- en maatschappijvisie? Mag ik opkomen voor een samenleving die oog heeft voor haar meest kwetsbare leden? En mag ik dat doen vanuit mijn persoonlijke inspiratie en levensovertuiging? In het verleden hoorde ik professor Vermeersch al pleiten voor opgelegde geboortebeperking, naar het voorbeeld van China (Knack, 28/10/2011 ), voor het betalen van premies aan vrouwen die zich laten steriliseren, of voor het ontnemen van het recht op leven van kinderen met een handicap. Heb ik het recht om het daarmee oneens te zijn en die ideeën op een democratische manier te bekampen?

Voor mij is de mens een wezen van vlees en bloed, geen abstract wezen waarover anderen beslissen. Een mens die kansen verdient en voor wie de samenleving mee zorg moet dragen. Ik heb liever niet dat iemand in mijn slaapkamer komt vertellen hoeveel kinderen ik op de wereld mag zetten, en ik ben verontwaardigd als ik hoor zeggen dat geld voor kinderen met een handicap nuttiger aangewend kan worden. Ik kies in dat debat de kant van al die ouders die dagelijks het beste van zichzelf geven om het leven van kinderen met een handicap menselijk en leefbaar te maken.

Een warm Vlaanderen is een Vlaanderen dat iedereen met goed onderwijs en kansen op de arbeidsmarkt de gelegenheid geeft om zijn talenten te ontplooien. Maar ook een Vlaanderen dat zorg draagt voor mensen die het moeilijk hebben, die we niet zonder gezondheidszorg of zonder diploma's door het leven laten gaan. Mensen die zorg nodig hebben, maar net zo goed een volwaardige plek in ons midden verdienen. Tot spijt van wie het benijdt: geen giftige uitlating ter wereld kan mij beletten om voor die mensvisie te blijven ijveren.

Al zal ik ondertussen wel geregeld het hoofd blijven schudden bij het zien van zoveel haat tegenover alles wat te maken heeft met christelijke cultuur en traditie. Vooral voor een jonge vrouw als Ann De Craemer vind ik dit ronduit verbazend.

Hoe zielig was destijds de discussie over de aanwezigheid van een officiële delegatie bij de heiligverklaring van Pater Damiaan in 2009, terwijl we zo trots zouden moeten zijn op een man die zijn leven gegeven heeft om zorg te dragen voor anderen. In het Amerikaanse parlement staat er een beeldengalerij van alle lidstaten van de VS. Er staat één niet-Amerikaan bij: Pater Damiaan, als vertegenwoordigend beeld voor de deelstaat Hawaï. In ons parlement was hij het voorwerp van resoluties. Triestig.

Ik vraag aan niemand om mijn mening te delen. Zelf zal ik mij nooit als een nieuwe ayatollah opstellen die fatwa's uitspreekt over mensen en hun meningen en oproept tot eliminatie. Ik ben het met u oneens en precies dat is de kern van de democratie, een georganiseerd meningsverschil. Dat is ook het enige wat ik vraag: respect te hebben voor diegenen die niet (volledig) uw mening delen. Maar dat veronderstelt natuurlijk een minimum aan verdraagzaamheid.
 
 
Ik zou het hem niet aangeven maar Wouter Beke is dus blijkbaar een "headbanger".
"Democratie is het voortzetten van de oorlog met vreedzame middelen".
Wouter Beke stelt zich vragen bij de "vreedzame middelen".
Niemand stelt zich vragen bij "het voortzetten van de oorlog".
 
 
 

maandag 28 mei 2012

Thomas Kuhn


Paradigma is in de wetenschap en in de filosofie een samenhangend stelsel van modellen en theorieën die een denkkader vormen waarbinnen de 'werkelijkheid' geanalyseerd en beschreven wordt. Langer bestaande paradigma's worden vaak niet eens meer als zodanig ervaren; onderwijs maakt een paradigma 'vanzelfsprekend'
http://nl.wikipedia.org/wiki/Paradigma_(wetenschapsfilosofie)

Thomas Kuhn introduceerde het paradigma in de wetenschapsfilosofie.

Een paradigma is een denkraam.
Maar een paradigma is op zijn beurt ook weer een onderdeel van een bepaald denkraam, het "ontologische denkraam" namelijk.

De ontologie (van het Grieks ὀν = zijnde en λόγος = woord, leer) is de zijnsleer.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Ontologie_(filosofie)




Doet me denken aan het kunstwerk van Anglaia Konrad.
Het gele balkon aan het provinciehuis in Leuven.

Een denkraam heeft altijd een uitgang en een nooduitgang.
Je kan aan een denkraam ontsnappen via het raam.
Zoals in de film: het ene raam uit en via een richeltje het andere raam weer binnen.
Je kan aan een denkraam ook ontsnappen via de nooduitgang, via het denken.
Je komt hard neer, maar de wereld ligt aan je voeten.



Carl Devos



Carl Devos is een vriend van mij.
Een goede vriend.

"Een artikeltje in het licht van uw twee vorige bijdrages. "Perceptie" om te beginnen en "kunnen" om te eindigen", stuurde hij een mailtje.

Dank u wel Carl.



Perceptie 26 / 05 / 2012
Dexia heeft meer centen nodig. De federale regering is verdeeld over de aanpak van de belastingsdruk. De Europese leiders draaien rondjes over de uitweg uit de Eurocrisis. Vlaanderen heeft een handvest. Maar deze week toonde vooral, nog eens, hoe belangrijk beeldvorming en perceptie is.
Een boek over Vande Lanotte werd vooral een probleem voor de nieuwsdienst van de VRT. Dat had heel veel te maken met de doordachte communicatiestrategie van Vande Lanotte, een klassevoorbeeld van framing, en met de minder doordachte communicatie van de VRT. Het verhaal is niet afgesloten, dinsdag komt er een nieuw hoofdstuk als de auteurs reageren, maar ze zullen het bijzonder lastig hebben om het oordeel dat globaal over hun boek bestaat (zonder dat de beoordelaars het gelezen hebben) bij te sturen. Zelfs al halen ze veel inhoudelijk gelijk, voor velen zullen ze als slechte verliezers klinken.
In Antwerpen is de aanloop naar oktober een hoogmis van electorale stratego. Wie voor Dewinter kiest, kiest volgens De Wever voor Janssens. Wie voor De Wever kiest, kiest volgens Dewinter voor Janssens. Het is voorlopig onbekend voor wie de kiezers van Janssens eigenlijk kiezen. Die was na weken gedwongen nadenken op een slim idee gekomen, dat hij bij zijn terugkeer introduceerde: geef het geld aan onderwijs, in plaats van aan kibbelende voetbalploegen. De concurrent die met leren jack en bijhorende zonnebril een gemediatiseerd vliegtuigreisje maakte (naar verluidt ter promotie van de regionale luchthaven), noemde dat prompt een verkiezingsstunt. Het is maar hoe je het bekijkt.
Regeerakkoord
Ook de federale regering sukkelt met haar perceptie. Die doet goed nieuws (dat er soms ook is) verbleken omdat slecht nieuws de normale slagschaduw is die deze regering afwerpt. Dat de Belgische schuldpapieren op de markt tot de betrouwbaarste worden gerekend, zegt veel over de toestand in andere landen, maar toch ook dat Di Rupo I een gevat begrotingsbeleid voert. De externe dreiging van de financiële markt is in deze doorslaggevend. Blijkbaar heeft de federale regering nood aan zo’n extern referentiepunt. Zoals een regeerakkoord.
Het regeerakkoord is altijd heilig, voor elke regering. Nog meer bij regeringen die niet meteen aaneenhangen met onderling vertrouwen en aanstekelijk enthousiasme. Zoals de federale tripartite. En de Vlaamse regering. De aanpak van de belastingsdruk, torenhoog in ons land, staat niet precies beschreven in het regeerakkoord. Dat is al zeer uitvoerig, maar het is ondanks het wereldrecord formeren behoorlijk snel geschreven. Hoewel geen enkele beslissingsbijbel het beleidsveld voor de komende jaren precies kan voorzien, is het probleem van onze belastingsdruk, of de complexiteit van ons fiscaal stelsel, zelfs bekend voor wie de lagere school afmaakt. Dus was deze uitdaging wel te voorzien, maar blijkbaar kon de formatie ze niet meer aan.
Gezien het niet netjes op papier staat, is er geen eensgezindheid over. Idem voor het afwezige relancebeleid. Dat de lonen van de bazen van overheidsbedrijven fors naar beneden moeten is voor iedereen prima, want in het regeerakkoord, maar het voorstel Magnette moet stevig in werkgroepmodus. De minister bestond er in om zijn voorstel, inclusief alle details, ‘s morgens naar alle kranten te sturen om het ’s avonds, in Terzake, zelf al vlak te nuanceren. Er kon nog overal aan gemoduleerd worden. Hij had blijkbaar bekomen wat beoogd werd: de wereld wist dat de PS fors in die lonen zou snoeien. Dat moest de interne kritiek binnen zijn partij wat afvlakken. Want de PS beseft steeds meer hoeveel de Wetstraat 16 kost. Er zit nog veel rek op de score van de Franstalige socialisten, maar die verliezen nu eenmaal niet graag, ook niet in oktober.
Zelfvernietiging
De Franstalige socialisten zijn niet de enige die wat onrust voelen. Al moet dat nieuws genuanceerd worden. Tegenwoordig is enkele anonieme of geanonimiseerde bronnen en een quote van een eeuwige dwarsligger voldoende om groot boven een artikel te koppen. Zo bracht ook de eeuwige criticus Vanhengel zijn partij weer in de problemen. Als Open VLD ergens een patent op heeft, dan is het in de zelfvernietiging. Vanhengel heeft nu eenmaal nog een rekening open staan, die maar niet vereffend raakt. Lokale verkiezingen tot inzet van de voorzitterstrijd van Open VLD maken, het was een truc die normaal door Herman De Croo werd toegepast om een voorzitter die hij niet zinde te ondermijnen.
Uiteraard hebben de Vlaamse liberalen een probleem. Zoals alle Vlaamse partijen, behalve N-VA en Groen. Wat is het verhaal van Open VLD? Die upgrade van vrijheid zal het niet doen, maar wat is het verhaal van CD&V en SP.A? Is het probleem van die partijen objectief kleiner, of zoveel kleiner, dan dat van Open VLD? Er zijn twee wezenlijke verschillen: Open VLD valt in opiniepeilingen nog lager dan die twee (maar is historisch gezien vaker kleiner dan groter dan die twee andere klassieke partijen) én in Open VLD slaan ze steeds zichzelf en elkaar in het gezicht. Niet Beke, niet Tobback maar De Croo moet zwaar in het verweer. Uiteraard heeft hij de val van Leterme II uitgeroepen en zo onrechtstreeks de uitslag van de verkiezingen van juni 2010 ingeleid, maar veel liberalen zaten zot gefrustreerd in Leterme II, de regering van de stilstand. Di Rupo I was op dat vlak stukken beter: er gebeurde tenminste iets. De vraag is alleen of dat nu niet stilaan aan het stilvallen is, zo voor de zomermaanden en lokale verkiezingen. Dat kan – kan - voor elk van die Vlaamse regeringspartijen behoorlijk schadelijk zijn.
Carl Devos
(De auteur is politoloog aan de Gentse universiteit.)
http://opinie.deredactie.be/2012/05/26/perceptie/

zaterdag 26 mei 2012

Will Tura


"Je zou kunnen zeggen: een flater na alweer een flater".
Kathleen Cools blijft inspireren.
Ik heb zoiets van "bepaalde zinsconstructies zijn er echt wel over", weet ge wel.

Zinnen met "kunnen" wekken mijn argwaan.
"Het kan zijn" bijvoorbeeld.
"Kunnen" gebruikt in de betekenis van "mogelijk zijn".
Er is twijfel in "mogelijk"
Maar in "zijn" is er geen twijfel.
Ofwel "is het" ofwel "is het niet".
In "zijn" is er geen plaats voor "mogelijk"
"Mogelijk" is "misschien".
Er is twijfel in "misschien"
http://www.encyclo.nl/begrip/mogelijk
"Misschien" is "zou kunnen"
http://www.encyclo.nl/begrip/misschien
"Zou" is de verleden tijd (!) van "zullen"
http://www.encyclo.nl/begrip/ZOU
"Zullen" is "zijn in de toekomst"
Er is geen twijfel in "zullen".
Er is geen twijfel in "zullen" omdat het de toekomstige (!) tijd is van "zijn".

"Je zou kunnen zeggen: een flater na alweer een flater".
Ofwel zeg je het ofwel zeg je het niet.

Ik ben een onvoorwaardelijke fan van Bredero.


En van Wil Tura natuurlijk.
(Opgedragen aan de filosofe Kathleen Cools.)


vrijdag 25 mei 2012

Kathleen Cools


Vandaag een taaltip.
Een filosofische taaltip.
Zoals u wellicht nog weet van Wittgenstein gaat daar altijd een hele omweg aan vooraf.
Om dan uiteindelijk weer bij het uitgangspunt terecht te komen.
Dat is taal.
Herinner u zich Olafur Eliasson.
http://vijfvoortwaalf.blogspot.com/2011/12/olafur-eliasson.html

Alles begon op woensdag toen Kathleen Cools haar baas op de rooster legde.
http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=VT3QHSVL
"Zit u wel op de juiste stoel?", vroeg Kathleen geheel terecht.
Luc had inderdaad al een hele tijd zitten wiebelen tijdens de overhoring.

Vermits dat interview nogal wat stof deed opwaaien (veel stof tot nadenken van achtereenvolgens de auteurs, de minister, de hoofdredacteur, de parlementariërs en tenslotte de "duiders") bleef het gesprek in mijn achterhoofd sluimeren. Het bleef daar liggen tussen het stof als het ware.

"U hebt de perceptie tegen", zei Kathleen Cools op een bepaald moment.
Vreemd.
Dat is een taalfout.
"De perceptie tegen hebben" bestaat niet.
"De perceptie" is "de waarneming".
"De" waarneming bestaat niet. Het is altijd iemands waarneming.
"De schijn tegen hebben" bestaat dan weer wel.
Vreemd.
"De schijn" is datgene wat niet echt is, maar er wel zo uit ziet.
Perfecte logica is dat.
Het "is" niet, dus het "bestaat"

Prachtig stukje, al zeg ik het zelf.
Nog even de link naar "Ter zake" er bij en klaar is kees.
http://video.canvas.be/terzake-woensdag-23-mei

Dit is echt balen.
Al dat werk voor niets.
Wat blijkt?
Kathleen Cools heeft de bewuste zin helemaal niet uitgesproken!
Het was blijkbaar alleen in mijn perceptie zo gebeurd.
"want de perceptie is dat ze geschorst zijn", zegt Kathleen Cools.
Daar valt helemaal niets op af te dingen.
Al die moeite voor niets.
"want dit zijn wel de feiten zoals ze vandaag blijken", zegt Kathleen Cools ook nog.

"Blijken" betekent "duidelijk worden"
http://www.vandale.nl/opzoeken?pattern=blijken&lang=nn
Vreemd.
Al geven sommige ook "duidelijk zijn" als betekenis.
http://www.encyclo.nl/begrip/blijken
Vreemd.
Is "zijn" hetzelfde als "worden"?
"Blijken" is het tegenovergestelde van "schijnen".
Kan er iemand duidelijkheid scheppen?


P.S. Kathleen Cools is filosofe. Er is de perceptie van machtsmisbruik. Toch even voorleggen aan de raad voor deontologie.

zondag 20 mei 2012

Georges Leekens



Een mens kan zijn afkomst niet verloochenen.
Ik heb een verleden van "excrementen".
Vandaar de onweerstaanbare aantrekkingskracht van bepaalde uitspraken.

"Georges kan van een stront een biefstuk maken."
Aimé Antheunis over Georges Leekens.

Dat is een zin die op twee manieren kan geïnterpreteerd worden.
Een beetje zoals het eendkonijn van Wittgenstein.


Is het een eend of is het een konijn?

Georges kan het zo goed uitleggen dat hij van een stront een biefstuk kan maken.
Dat is een eerste interpretatie.
Hij kan het zo verdraaien dat een foute handeling een logische en correcte beslissing lijkt.
Een interpretatie vanuit het standpunt van de Belgische voetbalbond.

Voor alle duidelijkheid, dat was niet het standpunt van Aimé Antheunis.
"Volgens Aimé Anthuenis doet Club Brugge met de komst van Georges Leekens een goede zaak"
http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20120517_089
Volgens Aimé is Georges Leekens bij wijze van spreken effectief bekwaam om van een stront een beifstuk te maken.

De overgang van "stront" naar een "zwart gat" is een kleine stap voor de mens, maar een grote stap voor de mensheid.


http://www.kennislink.nl/publicaties/zwarte-gaten-1

Zwarte gaten
Einsteins relativiteitstheorie is een zeldzaam voorbeeld van een natuurkundige theorie die uitsluitend is gebouwd op een filosofisch fundament. Einstein ontwikkelde zijn theorie niet om een onverklaarde waarneming te verklaren. Hij ontwikkelde hem omdat hij vond dat de Newtonse theorie niet aan zijn filosofische standaard voldeed.
In een ideale trein kun je tafeltennis spelen. Zolang de trein geen bochten maakt, niet remt en niet schudt – een ideale trein dus – speel je net zo makkelijk tafeltennis als op het perron waar de trein langsraast. Je merkt er niks van. Dat feit kun je wat zwaarwichtiger uitdrukken, door te zeggen dat de natuurwetten in een rijdende trein dezelfde zijn als op het stilstaande perron.

Albert Einstein (1879-1955) op 33-jarige leeftijd, toen hij middenin de ontwikkeling van zijn algemene relativiteitstheorie zat.
Was dat niet het geval, dan zou je pingpongballetje in de trein immers volstrekt andere kanten op stuiteren. En dat doet het niet. Eigenlijk is dat ‘rijden’ van die trein en dat ‘stilstaan’ van het perron slechts een aardse afspraak; je kunt net zo goed zeggen dat het perron voorbij de trein rijdt.
Dat principe, het relativiteitsprincipe, ligt aan de basis van Einsteins relativiteitstheorie. Het is een prachtig voorbeeld van een theorie die is gebouwd op een filosofisch principe. Als wij geen onderscheid kunnen maken tussen rijden en stilstaan, dan mag een natuurkundige verklaring geen gebruik maken van dat onderscheid. Waarom doet A zus en B zo? Omdat A rijdt en B stilstaat. Dat is een incorrecte verklaring, want met evenveel recht zeggen we dat B rijdt en A stilstaat.
Beweging is een relatief begrip. Beweegt de Aarde rond de Zon, of andersom? Vóór Copernicus en Galileï dacht men dat de Zon om de Aarde draaide, en na hun tijd dacht men dat de Aarde om de Zon draaide. Sinds Einstein luidt het antwoord: dat is maar hoe je het bekijkt. De ironie wil dat hét schoolvoorbeeld van de overwinning van de rede op het dogmatische geloof, zelf dogmatisch was. Zowel de inquisitie als Galileï hadden het immers bij het rechte eind.

Twee relativiteitstheorieën

Er zijn twee relativiteitstheorieën. De speciale relativiteitstheorie dateert van 1905 en is in feite een eerste aanzet tot de algemene relativiteitstheorie uit 1916. Beide theorieën zijn gebouwd op het principe dat beweging relatief is. Beweging is beweging ten opzichte van iets. In de speciale relativiteitstheorie gaat het slechts om voorwerpen die met een constante snelheid ten opzichte van elkaar bewegen. Het relativiteitsprincipe is echter net zo goed van toepassing als de snelheden niet constant zijn, bijvoorbeeld bij roterende bewegingen. Daarover gaat de algemene relativiteitstheorie. Daarin komt ook de zwaartekracht om de hoek kijken. Einstein merkt op dat het zwaartekrachtsveld de bijzondere eigenschap heeft dat het alle voorwerpen een even grote versnelling geeft. Dat geldt voor geen enkel ander krachtveld.
Het kost meer inspanning om een baksteen weg te gooien dan een kiezelsteentje. Dat is hun verschil in ‘trage massa’ – de mate waarin een voorwerp zich verzet tegen bewegingsverandering. De zwaartekracht brengt beide echter even makkelijk in beweging: als je de luchtweerstand buiten beschouwing laat, valt de baksteen even snel als de kiezelsteen. De Aarde trekt aan de baksteen precies zoveel harder dan aan het kiezelsteentje, dat beide exact even snel vallen. Die zwaartekracht werkt op hun ‘zware massa’ – de mate waarin ze door een zwaartekrachtsveld worden aangetrokken.

Traag en zwaar

Beide concepten van massa, traag en zwaar, spelen een compleet verschillende rol en zijn desalniettemin voor alle voorwerpen exact gelijk. Die bijzondere eigenschap, zegt Einstein, hadden de natuurkundigen wel geconstateerd maar nooit geïnterpreteerd. In Newtons theorie kwam de gelijkheid van trage en zware massa als het ware uit de lucht vallen, als een miraculeus toeval. Wil de natuurkunde hun gelijkheid echter niet alleen constateren maar ook interpreteren, dan dient ze een theorie op te stellen die geen onderscheid maakt tussen beide massa’s – een theorie waarin ‘traagheid’ en ‘zwaarheid’ hetzelfde zijn. Anders gezegd: versnelling en zwaartekracht dienen onderling inwisselbaar te zijn.
Dit klinkt wat vreemd, en het bleek ook voor Einstein buitengewoon lastig om een theorie te maken waarin versnelling en zwaartekracht inderdaad hetzelfde zijn. Hij heeft er tien jaar over gedaan. De wiskunde die hij nodig had voor de speciale relativiteitstheorie, is bij elke middelbare scholier bekend. Die voor de algemene theorie is daarentegen vreselijk ingewikkeld. Einstein had er de hulp van zijn vriend, de wiskundige Marcel Grossmann, hard voor nodig. Uiteindelijk publiceerde hij in 1916 Die Grundlage der allgemeinen Relativitätstheorie in het tijdschrift Annalen der Physik.
De wereld is vierdimensionaal. Er zijn drie ruimtelijke coördinaten (zeg lengte, breedte en hoogte) en één tijdscoördinaat. De relativiteitstheorie doet het onderscheid tussen ruimte en tijd vervagen. Wat de ene waarnemer als een ruimtelijk interval (een afstand) ziet, wordt voor de ander een tijdsduur, en andersom. Om dat aan te geven, spreken de relativiteitstheoretici niet meer over ruimte en tijd, maar over de vierdimensionale ‘ruimtetijd’. Daarnaast bestaat er geen zwaartekracht meer. De Aarde trekt de Maan niet aan, nee, de Aarde kromt door haar massa de ruimtetijd om haar heen. De Maan draait niet doordat de Aarde hem aantrekt, maar doordat de ruimte waarin hij beweegt, gekromd is.

43 per eeuw


Verschil tussen Newton en Einstein. De eerste kwalitatieve afwijking tussen de Newtonse en Einsteinse zwaartekrachtstheorie, is dat Einstein voorspelt dat de ellipsbanen (links) van de planeten zelf gaan roteren (rechts). De aanduiding hiervoor is ‘perihelionbeweging’. Het perihelion is het punt van de baan dat het dichtst bij de Zon is gelegen. In ons Zonnestelsel is die beweging alleen merkbaar bij Mercurius, de planeet die het dichtst bij de Zon staat en dus de sterkste zwaartekracht voe
Hoe elegant het ook is om een theorie op een kennistheoretisch fundament te bouwen, uiteindelijk zal experimentele toetsing moeten uitwijzen of ze stand kan houden. Allereerst moest de relativiteitstheorie bij zwakke zwaartekrachtsvelden dezelfde resultaten geven als de oude, Newtonse zwaartekrachtstheorie. In ons zonnestelsel klopt die immers uitstekend. Daarnaast liet Einstein direct in zijn 1916-artikel zien wat zijn theorie over de beweging van de planeet Mercurius te zeggen had. In tegenstelling tot wat Newtons theorie voorspelde, bleek het dichtst bij de Zon gelegen punt van de baan van Mercurius (het perihelion) langzaam te draaien. Een gedeelte van die perihelionbeweging konden de astronomen toeschrijven aan invloeden van andere planeten. Het restant bedroeg precies 43 boogseconden per eeuw en bleef onverklaard. Einstein berekende met zijn vers opgestelde relativiteitstheorie de perihelionbeweging, vond voor Mercurius een waarde van 43 boogseconden per eeuw, en was vervolgens een week lang van streek, zoals hij later zelf schreef. Drie jaar later, in 1919, werd tijdens een expeditie naar de zonsverduistering in de Golf van Guinea de door de theorie voorspelde afbuiging van sterrenlicht door de Zon experimenteel bevestigd. Einstein was in één klap wereldberoemd.

Bizarre constructie


Karl Schwarzschild (1873-1916) vond aan het Russische front als eerste een stel oplossingen van de Einsteinvergelijkingen. Later bleek dat zijn oplossingen zwarte gaten beschrijven.
Een van de eerste fysici die met de prille relativiteitstheorie aan het werk togen, was de Duitser Karl Schwarzschild (1873-1916). Op het moment van publicatie vocht Schwarzschild aan het Russische front in de Eerste Wereldoorlog, maar hij had tussen de kanonnen door blijkbaar nog tijd over voor wat fysica. Al enkele dagen nadat hij kennis had genomen van Einsteins theorie, vond hij een oplossing van de Einsteinvergelijkingen. Hij ging uit van een zo simpel mogelijk geval: een perfect bolvormige ster.
Schwarzschild vond rond de ster een oplossing van het zwaartekrachtsveld – pardon, van de kromming van de ruimtetijd – en stuurde die direct aan Einstein. Zijn oplossing staat nog steeds bekend als de Schwarzschild-geometrie. Een paar weken later vond hij ook de oplossing voor de ruimtetijd bínnen de ster. Lang kon hij daar niet van genieten, want hij liep een infectie op en stierf enige maanden later, aan het front.
De implicatie van de Schwarzschild-oplossing binnen in de ster was schokkend. Het bleek dat Einsteins theorie in bepaalde omstandigheden toelaat dat de ruimtetijd een singulariteit vertoont. Een singulariteit is een punt waarbij een bepaalde grootheid (hier de kromming van de ruimtetijd) oneindig groot wordt. Zou je genoeg massa samenpersen in een bepaald gebied, dan wordt de zwaartekracht zó sterk dat zelfs het licht niet meer kan ontsnappen. De massa is dan een ‘zwart gat’ geworden, een term die in de jaren zestig door de fysicus John Archibald Wheeler is verzonnen. In het zwarte gat is sprake van een singulariteit. Tot die tijd ging iedereen ervan uit dat er geen ‘echte’ singulariteiten bestaan. Einstein heeft de Schwarzschild-singulariteit tot zijn dood als een bizarre constructie beschouwd en nooit geaccepteerd.
Zwarte gaten hebben lang de status van hypothetische objecten gehad. Het waren rariteiten, eigenaardigheden van Einsteins relativiteitstheorie die niemand echt serieus nam. Strikt genomen is tot op de dag van vandaag niet echt bewezen dat zwarte gaten bestaan. Astrofysici twijfelen echter niet meer en maken er in hun verklaringen dankbaar gebruik van.


"Einsteins relativiteitstheorie is een zeldzaam voorbeeld van een natuurkundige theorie die uitsluitend is gebouwd op een filosofisch fundament."
Realiseert u zich de impact van deze zin?
In een wetenschappelijk artikel dan nog!
De theorie is niet gebaseerd op de werkelijkheid, maar op een filosofisch fundament.

Waarom heeft Einstein zich altijd verzet tegen een zwart gat?
Omdat het een ondermijning is van het filosofische fundament dunkt mij!
In het "relatieve" is toch geen plaats voor het "oneindige", het "absolute".

Wheeler: It from bit. Otherwise put, every "it" — every particle, every field of force, even the space-time continuum itself — derives its function, its meaning, its very existence entirely — even if in some contexts indirectly — from the apparatus-elicited answers to yes-or-no questions, binary choices, bits. "It from bit" symbolizes the idea that every item of the physical world has at bottom — a very deep bottom, in most instances — an immaterial source and explanation; that which we call reality arises in the last analysis from the posing of yes — no questions and the registering of equipment-evoked responses; in short, that all things physical are information-theoretic in origin and that this is a participatory universe.
http://en.wikipedia.org/wiki/John_Archibald_Wheeler

John Archibald Wheeler is de Georges Leekens van de fysica.
Hij kan van een stront een biefstuk maken.

vrijdag 18 mei 2012

Winston Churchill


Het zijn vreemde tijden.
Le débat pour le débat.
Een eeuwige woordenstrijd.

Business as usual was a policy followed by the British government, under Prime Minister H.H. Asquith, during the early years of the First World War. Its fundamental belief was that in order to maintain a stable and functioning country, it was necessary to continue society in the same manner as before the war; in other words, that civilians should think of the war as "business as usual". The implication was that a morale-eroding change in behaviour equated to a victory for the enemy.
The term itself is attributed to Winston Churchill, then a prominent "New Liberal". It is unclear whether Asquith, with whom the policy is also associated, himself supported it, or whether he merely felt obliged to. Certainly, he described it as "a detestable doctrine" in his memoirs.
http://en.wikipedia.org/wiki/Business_as_usual_(policy)


"Filosofen kauwen voortdurend zonder iets in de mond te hebben".
Albert Einstein.

Filosofen moet begrepen worden als een pars pro toto.
We zijn allemaal filosofen, we denken allemaal heel diep na.
"We kauwen voortdurend zonder iets in de mond te hebben."

Het is de schuld van de politiek.
Het is de schuld van de media.
Het is de schuld van justitie.
Het is de schuld van Europa.
Het is de schuld van de banken.
In de logica is er altijd oorzaak en gevolg.
Er is altijd een schuldige.
En als ik de schuldige niet ben is de andere de schuldige.
Dat is een ijzersterke logica.
En maar kauwen en maar kauwen en maar kauwen.

Hoe kunnen we ontsnappen?
Il n'y a qu'un problème philosophique vraiment sérieux: c'est le suicide.
Albert Camus.
“If suicide is allowed then everything is allowed. If anything is not allowed then suicide is not allowed. This throws a light on the nature of ethics, for suicide is, so to speak, the elementary sin. And when one investigates it it is like investigating mercury vapours in order to investigate the nature of vapours.”
Ludwig Wittgenstein.

Het gaat om een filosofische suïcide.
Suïcide moet begrepen worden als lobotomie van de logica.
Tijd om deze vorm van lobotomie in ere te herstellen.

"De wetenschap kende in haar lange geschiedenis heel wat gloriemomenten, maar net zoals de mens is ook zij niet perfect. Een overzicht van de 5 meest schandelijke wetenschappelijke proeven volgens het blad ‘Scientific American’.
Lobotomie
In 1949 won de Portugese neuroloog Egas Moniz de Nobelprijs voor het uitvinden van de lobotomie, een manier om mentale aandoeningen te behandelen door een scherp instrument in de schedel binnen te brengen en het weefsel in de frontale kwabben te vernietigen. De Amerikaan Walter Freeman ontwikkelde een snellere methode waarbij het niet nodig was om de schedel van de patiënt te doorboren. Een instrument werd onder plaatselijke verdoving boven de oogbol, onder het ooglid door, de schedel in gedreven en dan in de hersenen heen en weer bewogen.

In de jaren 50 toerde Freeman door de Verenigde Staten in zijn zogenaamde ‘Lobotomobile en voerde hij 25 operaties per dag uit in psychiatrische ziekenhuizen. Op ene bepaald moment stiereven drie patiënten op één dag in de staat Iowa nadat Freeman hen had geopereerd. De Amerikaanse neuroloog bleef echter de lobotomie uitvoeren tot 1967
. "
http://www.knack.be/nieuws/wetenschap/5-beschamende-wetenschappelijke-experimenten/article-4000096920504.htm

"Alles van waarde is weerloos."
Lucebert.
Een adagium om te koesteren.
Mijn nederlaag (mijn mening is weerloos, ze is op geen enkele manier onderbouwd, ze heeft een lobotomie ondergaan) is alleen een overwinning voor de vijand omdat hij het als een overwinning beschouwd.
"Hij (of zij) is begonnen!!!"
Herkent u die uitspraak?
Belangrijker dan de vraag wie er als eerste begonnen is lijkt mij de vraag wie er als eerste mee stopt.
Logica begint pas als u weet waar ze eindigt.





woensdag 16 mei 2012

Slinkachu







"Alleen het besef van onbeduidendheid overstijgt het onbeduidende."

zondag 13 mei 2012

Marc Reynebeau

http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=0Q3PP3UQ

Bierbonusbuikgevoel

Lachend met bezwaard gemoed naar de bank

Heeft Jean-Luc Dehaene zijn ziel verkocht? MARC REYNEBEAU vraagt zich af of ‘normen en waarden' wel volstaan als remedie tegen sjoemelen en graaien in tijden van crisis.
Jean-Luc Dehaene: wijze man van de politiek, no-nonsense christendemocraat, strekking vakbond. Maar ook de man van de ‘bierbonus'. En nu meegesleept in het Dexia-debacle, waarmee de veelgeplaagde belastingbetaler nu ook moet dokken voor het geknoei van hautaine, rijkelijk betaalde managers die lachend hun verantwoordelijkheid ontglippen. En draagt Dehaene geen directe schuld, het gebeurde wel on his watch. Is zijn AB Inbev-bonus dagelijkse kost, zo niet klein bier in dat economische segment, hem past het niet.

Er waart een vermoeden van graaizucht en hypocrisie rond. Mooie praatjes, maar wel de boel belazeren. Mensen die anderen regels, plichten en moraal voorhouden, maar niet voor zichzelf. Met de crisis neemt de scherpte ervan alleen maar toe. Zelfs Bert De Graeve krijgt het dan even lastig als hij een royale bonus incasseert en tegelijk honderden Bekaert-werknemers op de keien gooit. Dan schrikt niemand als Louis Tobback de toestand samenvat met: ‘99 procent van de bevolking moet sparen om 1 procent vet te mesten'.

Ons geld

Als de publieke middelen schaars worden, wordt ook sneller toegezien of onder die werklozen, steuntrekkers of asielzoekers geen profiteurs schuilen. Zeker politici moeten op hun tellen passen. Ze zijn kwetsbaarder. Niet omdat ze meer frauderen of hypocrieter zijn, maar omdat ze sneller de aandacht trekken en vaak een moreel discours hanteren. En het is al sneller ‘ons' geld waarmee ze aan de haal gaan. Veel vertrouwen genieten ze toch al niet.

Dus doet de politiek maar een geste, en het liefst alleen dat: wat minder loon, ook voor de koning, een wat minder fluwelen sociaal statuut voor parlementsleden. Van harte is het nooit, maar de perceptie moet nu eenmaal gesoigneerd worden.

In crisistijd worden de regels wat strikter, de moraal vernauwt mee. Hij vergroeit zelfs in een geijkte terminologie. Om het fair te houden, wordt de balans van ‘rechten en plichten' weer belangrijk. Om het leefbaar te houden, rekenen we op ‘normen en waarden'. Het tweespan kwam overgewaaid uit Nederland. Tevoren had, in dezelfde christelijke kring, de uitdrukking ‘ethisch reveil' een opgang gemaakt. De roep daarnaar heeft altijd bestaan, maar krijgt in crisistijd meer gehoor dan anders.

Normen en waarden gaan rond als een vuurtje. Niemand die er nog bij nadenkt. Of zich afvraagt waarom ze altijd in tandem opduiken, met diffuse grenzen ertussen. Maar het begrippenpaar suggereert wel een specifieke sfeer, een halve ideologie zelfs, waarin discipline overheerst, waarin geen roede wordt gespaard, geen zachte heelmeesters worden geduld, maar het is wel voor ieders goed.

En er komt conservatisme bij. Normen en waarden lijken iets te zijn van vroeger, die tijd waarvan wel vaker maar meestal ten onrechte wordt gedacht dat het toen beter was. Alsof normen en waarden het heden van de decadentie moeten genezen.

Ondubbelzinnig is de omgang met dat begrippenpaar echter nooit. Dat leert een bloemlezing uit de media van de voorbije weken. Zo sprak minister van Defensie Pieter De Crem: ‘De normen en waarden die we verdedigen zijn grotendeels ook deze van onze voorouders.' Maar welke zijn dat dan? En als ‘we' die toch niet allemaal overnemen, welke dan niet, en waarom? En worden ze inderdaad zo hard bedreigd zodat we ze nu moeten ‘verdedigen'?

Metafysica, zelfs

Normen en waarden lijken nuttig om in het concrete gedrag goed van kwaad te onderscheiden. Toch is dat maar het halve verhaal. Normen en waarden zijn niet altijd aan te bevelen. Sommige beslist niet, zoals die binnen de mediagroep van Rupert Murdoch, die volgens een Britse parlementscommissie ‘vaak schokkend' zouden zijn. Omtrent doping zou binnen een wielerploeg ‘een schemergebied met eigen normen en waarden' heersen, waarin ‘goed en fout' zelfs helemaal niet bestaan. China zou dan weer ‘autoritaire normen en waarden' opleggen aan andere landen.

In het blad Tertio stelde Bart De Wever normen en waarden op gelijke hoogte met de ‘metafysica'. Bij zijn partijgenote Sarah Smeyers klonk het veel minder hooggestemd toen ze over Pol Van Den Driessche verklaarde dat die er ‘andere' normen en waarden op nahield.

Daar valt dus toch best veel in te kiezen. Zoals toen mediabedrijf Sanoma zich op eigen normen en waarden beriep om advertenties van Vlaams Belang te weigeren, een Mechels modellenbureau dan weer om de meisjes van het roken af te houden. Voetbalclub Anderlecht bezit naar eigen zeggen normen en waarden van ‘sportieve en representatieve' aard, terwijl beleidsfouten bij Ajax al volstaan om te gewagen van een inbreuk op de ‘normen en waarden waarvoor de club altijd heeft gestaan'.

In zijn brochure voor Marokkaanse immigranten beweert Vlaams minister Geert Bourgeois zelfs dat Vlaanderen over ‘eigen', specifieke normen en waarden beschikt. Wat hij daarvan evenwel noemt, zijn nochtans uitsluitend enkele vrij universele mensenrechten, plus het verkeersreglement.

Maar als het iedereen vrij staat om normen en waarden naar eigen inzicht te benoemen en te definiëren, is ook de willekeur nabij. Dan bezitten ze niet meer de universaliteit waarmee het mogelijk is om ze aan anderen op te leggen of van hen af te dwingen. Zo ontstaat, alvast in het publieke discours, een moreel vacuüm waarin iedereen maar wat kan doen of beweren. Straks blijkt nog dat ook graaizucht of hypocrisie eigen normen en waarden bezitten.




Basisboerenverstand.
Wat ben ik blij vandaag.
Eindelijk een zielsverwant.
Iemand die schrijft vanuit een buikgevoel.
"Maar als het iedereen vrij staat om normen en waarden naar eigen inzicht te benoemen en te definiëren, is ook de willekeur nabij. Dan bezitten ze niet meer de universaliteit waarmee het mogelijk is om ze aan anderen op te leggen of van hen af te dwingen."

Stel je voor dat er iemand vanuit zijn verstand zou beginnen schrijven.
"Als er universaliteit bestaat, dan is het mogelijk om normen en waarden aan anderen op te leggen of van hen af te dwingen."
De horror!
Straks blijkt nog dat ook oorzaak en gevolg een vaste volgorde hebben.

Het betere bochtenwerk:

universaliteit bestaat
want we kunnen normen en waarden opleggen
want universaliteit bestaat
want we kunnen normen en waarden opleggen
want universaliteit bestaat
want we kunnen normen en waarden opleggen
want universaliteit bestaat
want we kunnen normen en waarden opleggen
want universaliteit bestaat
want we kunnen normen en waarden opleggen
want universaliteit bestaat
want we kunnen normen en waarden opleggen
want universaliteit bestaat
want we kunnen normen en waarden opleggen
want universaliteit bestaat
want we kunnen normen en waarden opleggen
want universaliteit bestaat
want we kunnen normen en waarden opleggen
want universaliteit bestaat
want we kunnen normen en waarden opleggen
want universaliteit bestaat
want we kunnen normen en waarden opleggen
want universaliteit bestaat
want we kunnen normen en waarden opleggen
want universaliteit bestaat
want we kunnen normen en waarden opleggen
want universaliteit bestaat
want we kunnen normen en waarden opleggen
want universaliteit bestaat
want we kunnen normen en waarden opleggen
want universaliteit bestaat
want we kunnen normen en waarden opleggen
want universaliteit bestaat

A well-known scientist (some say it was Bertrand Russell) once gave a public lecture on astronomy. He described how the earth orbits around the sun and how the sun, in turn, orbits around the center of a vast collection of stars called our galaxy. At the end of the lecture, a little old lady at the back of the room got up and said: "What you have told us is rubbish. The world is really a flat plate supported on the back of a giant tortoise." The scientist gave a superior smile before replying, "What is the tortoise standing on?" "You're very clever, young man, very clever," said the old lady. "But it's turtles all the way down!"
Stephen Hawking, A brief history of time.

Eigenlijk ging het verhaal nog verder.
Maar Bertrand Russell had nogal een selectief geheugen als hij verhalen vertelde.
Ik weet dat omdat ik toevallig op die lezing aanwezig was (en niet in slaap gevallen!)
Bertrand Russell schudde meewarig het hoofd om zoveel onbegrip.
Waarop de oude dame ietwat verbolgen antwoordde: "Okay, it's galaxy all the way down. That's a shame. Because I know how to feed a tortoise but I bloody hell don't know how to take care of a galaxy."

zaterdag 12 mei 2012

Thomas Bernhard


Om het met de woorden van Griet Op de Beeck te zeggen:

"Thomas Bernhard is een Duits schrijver die meer dan twintig jaar geleden overleed, groot stilist, zeur-op-hoog-niveau. Aan de hand van een aantal begrippen fulmineert hij tegen de wereld. Alles en iedereen moet er aan geloven: filosofen, kunstenaars, ouders evengoed als aardse ongemakken en nostalgische neigingen. Op een intelligente manier pleit hij voor een immer kritische houding in het leven."

Wij zijn allemaal Thomas Bernhardjes geworden.

De waarheid bestaat niet. Er zijn geen juiste dingen.
Dus kunnen we ons naar hartelust wentelen in onze kritische houding.


De la Rochefoucauld:
La promptitude à croire le mal sans l'avoir assez examiné est un effet de l'orgueil et de la paresse... (De snelheid waarmee men het kwaad gelooft zonder het voldoende onderzocht te hebben is een gevolg van hoogmoed en luiheid...)

U gelooft dat er geen juiste dingen zijn.
Dus de logica verplicht u te geloven in het kwade, daar gaat geen onderzoek meer aan vooraf.
U gaat er a priori van uit dat het "verkeerd" is.

Zelfs John Irving wordt een oude zeur:
"Dus zijn er veel mensen zeer kwetsbaar, en zeer vatbaar voor ieder verkeerd idee. Maar je brengt jezelf wel in levensgrote problemen wanneer je durft zeggen dat de andere kant van het politieke spectrum gewoon dom is, want zoiets is not done. Maar er zijn wel behoorlijk wat feiten die die stelling onderbouwen."

Ik ben een zeur met een nimmer kritische houding.
Dat is een contradictio in terminis. Hebt u weeral iets om over na te denken.


Leonard Shelby


MOMENTO, the movie.


Luchtbeeld Parijs, de Seine.
Inzoemend beeld van een man die op een bank aan de rivier te slapen ligt.
Inzoemen op gelaat, de ogen.
Man opent de ogen, hij ontwaakt.
De man staat moeizaam op, wankelt.
De man strompelt naar een huis, zoekt af en toe steun tegen een muur.
De man probeert de deur te openen, maar die is op slot.
Hij zoekt in zijn zakken naar zijn sleutels.
Hij haalt een pakje sigaretten uit zijn zak en steekt een sigaret op.
Hij zoekt verder.
Hij keert een zak binnenste buiten om zeker te zijn dat die helemaal leeg is.
Uit een andere zak haalt hij een bierviltje



Achteloos gooit de man het bierviltje in een grote plas water.
Hij klopt met zijn vuist op de deur.
"Openmaken! Openmaken!" roept hij luid.


Zwart-wit scènes.
Luchtbeeld Parijs, de Seine.
Inzoemend beeld van een man die op een bank aan de rivier te slapen ligt.
Inzoemen op gelaat, de ogen.
Man opent de ogen, hij ontwaakt.
De man staat moeizaam op, wankelt.
De man strompelt verder tot bij een fontein.
Hij trekt zijn jas uit en stroopt de mouwen van zijn hemd op.
Close-up van een tatoeage gothische letters op zijn voorarm.

"ardet nec consumitur"

De man grinnikt.
Met zijn handen schept hij water uit de fontein en verfrist zich.
Hij strijkt zijn natte haren achteruit.
Met zijn rechter wijsvinger streelt hij de getatoeëerde letters.
"Het brandt maar het vergaat niet", fluistert hij.
Met zekere tred zet hij zijn weg verder.







donderdag 10 mei 2012

Daniel Everett


Pleidooi voor een open democratie.
http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/De-Gedachte/article/detail/1435419/2012/05/09/Pleidooi-voor-een-open-democratie-in-Vlaanderen.dhtml

Wat is dat, een "open democratie"?
Beetje een alternatieve benaming (marketingsgewijs) voor de "open samenleving".

"De open samenleving is een samenleving waarin geen eeuwige waarheden worden aangehangen en zo tegenideeën kunnen ontstaan.
Een beroemd werk over dit idee is geschreven door de filosoof Karl Popper, The Open Society and its Enemies."
http://nl.wikipedia.org/wiki/Open_samenleving

Ik denk dat de honderd ondertekenaars zich daar wel in zullen kunnen vinden.
(opdracht: geef een rationele verklaring voor de marketing. Waarom die naamsverandering?)

In een manische bui zou ik daar tegen ingaan.
"Honderd tegen één", ik laat me er hoegenaamd niet door afschrikken.
Maar ik ben helaas niet in een manische bui.
Ik beperk mij hier eenvoudig tot "ik hoef die open samenleving niet".
Er wordt te veel gepraat.
Mijn gedacht.

Dus (logica !) laten we het over iets anders hebben.
Taalfilosofie.


"Wetenschap is wat ik wil."
Ik denk dat dat een mooie zin is.
Lees de zin eens met de klemtoon op "wetenschap"
Wetenschap is wat ik wil.
En dan op "wat ik wil".
Wetenschap is wat ik wil.
Ik denk dat dat twee mooie zinnen zijn.
In de eerste zin is "wetenschap" het voorwerp van mijn wil.
De tweede zin is eerder zoiets als "mijn wil is wet", wat ik wil heeft immers een aureool van wetenschappelijkheid.
De tweede zin is een antwoord op de vraag "Wat is wetenschap?"
"Wetenschap" fungeert er als "kenobject"

Kenobject of kennisobject is een samentrekking van object van kennis, en duidt op de persoon, het voorwerp of het verschijnsel in de realiteit, waarnaar de kennis verwijst. Men kan spreken van het kenobject van een gedachte, van een hypothese, van een model, van een theorie, van een wetenschappelijke vakdiscipline, of van een studierichting.
Het begrip kenobject stamt uit de kennistheorie en wetenschapsfilosofie. Pas sinds Immanuel Kant (1724-1804) wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen het kennend subject en de werkelijkheid als Ding an sich. Het object wordt gezien als de buiten het denken en denkend subject bestaande werkelijkheid.
http://nl.wikipedia.org/wiki/Kenobject

Een fout antwoord uiteraard!
Een fout antwoord omdat "ik" het "kennend subject" is.
Dat kan niet.
"Wetenschap" bij uitstek  "wordt gezien als de buiten het denken en denkend subject bestaande werkelijkheid".

Oei.
Wetenschap heeft blijkbaar niets met "denken" te maken.
Moeilijk hé!
Of deze dan:
"Wetenschap is wat men wil."
"Men", is dat een problematisch woord?
Zulke vragen worden beantwoord in de taalfilosofie.


Daar zijn de Piraha weer!

daniel everett (copyright de morgen)

http://www.kennislink.nl/publicaties/in-de-ban-van-het-piraha

In de ban van het Pirahã
In 2004 beweerde de Amerikaanse taalgeleerde Noam Chomsky dat recursie dé definiërende eigenschap is van het menselijk taalvermogen. Maar volgens Dan Everett gaat dit niet op voor het Pirahã, een taal die gesproken wordt in het Amazonegebied. Gevolg: een elektronische oorlog op internet.
Alle talen lijken op elkaar, behalve het Pirahã. Een groep van ongeveer 350 jagers-verzamelaars in het Amazonegebied gebruikt mogelijk een grammatica die fundamenteel verschilt van die van alle andere menselijke talen. Het artikel over het Pirahã dat de Amerikaanse taalkundige Dan Everett in 2005 in Current Anthropology publiceerde, zorgde aanvankelijk vooral voor tumult onder antropologen. Vorige maand brak er ook onder Everetts taalkundige collega’s een elektronische oorlog uit op internet.

Controversieel

Aanleiding tot deze controverse zijn Everetts beweringen dat het Pirahã geen woorden heeft als alles en iedereen, geen kleurennamen of telwoorden, alleen uit andere talen geleende persoonlijk voornaamwoorden kent en geen manier heeft om voltooide tijd uit te drukken. Maar het controversieelst is zijn stelling dat het Pirahã niet recursief is. Recursie is de eigenschap van menselijke taal die het mogelijk maakt om woordgroepen in te bedden in andere woordgroepen. Het lijdend voorwerp van de zin ‘jij beweert x’ kan ook weer een zin zijn: ‘Jij beweert dat het regent’. Dankzij deze eigenschap kennen menselijke talen geen langste zin: voor iedere kandidaat kun je altijd ‘Marie denkt dat Piet denkt dat’ plaatsen om een nog langere zin te maken.

De taalkundige Daniël (Dan) Everett (Illinois State University) deed een aantal controversiele uitspraken over de taal van de Pirahã-stam in Brazilië.
In 2004 beweerde de beroemde Amerikaanse taalgeleerde Noam Chomsky in een artikel in Science samen met de biologen Marc Hauser en Tecumseh Fitch dat recursie dé definiërende eigenschap is van het menselijk taalvermogen. Geen enkel dierlijk communicatiemiddel zou recursief zijn, terwijl in alle menselijke talen wel zinnen zouden kunnen worden ingebed. Behalve dus, mogelijk, in het Pirahã. “Ik wilde het eerst ook niet geloven,” zegt Everett. “Toen ik mijn werk vijfentwintig jaar geleden begon, ging ik ervan uit dat die taal inbedding zou moeten kennen. Maar ik moest uiteindelijk toegeven dat ze niet te vinden was.”

Radicaal anders

In zijn artikel in Current Anthropology trok Everett een radicale conclusie. Volgens hem toont de grammatica van het Pirahã aan dat Chomsy’s idee van een aangeboren taalvermogen onjuist is. Volgens dit idee leren alle kinderen de grammatica hun moedertaal volgens een vooropgezet schema en zijn alle talen variaties op een algemeen-menselijk thema. Het radicale anderszijn van het Pirahã zou aantonen dat deze hypothese niet klopt.
Talen worden volgens Everett diepgaander door de cultuur beïnvloed dan mogelijk is onder Chomsky’s hypothese. Alle bijzondere eigenschappen van het Pirahã volgen uit het feit dat de sprekers in het Amazonegebied sterk in het hier en nu leven en alleen rechtstreeks over gebeurtenissen praten. Doordat abstracties zich niet in het hier en nu bevinden, kunnen de Pirahã niet praten over getallen of kleuren of generalisaties maken die gelden voor ‘alles’ en ‘iedereen’. Ook recursie impliceert altijd onrechtstreeksheid: ‘jij beweert dat het regent’ is geen bewering over een zelf ervaren gebeurtenis.

Exotisch

Vorige maand publiceerden de Chomskyaanse taalkundigen Andrew Nevins, David Pesetsky en Cilene Rodrigues een fel artikel op het internetarchief LingBuzz. Omdat Everett de enige is die over het Pirahã gepubliceerd heeft, vergeleken Nevins, Pesetsky en Rodrigues onder andere zijn proefschrift uit 1986 met zijn recente beweringen. Hun conclusie: in het eerdere werk worden wel degelijk kleurtermen en telwoorden genoemd en worden sommige zinnen vertaald met recursieve equivalenten in het Portugees of het Engels.
“We ontdekten dat het Pirahã helemaal niet zo bijzonder is”, zegt Andrew Nevins, een voormalig student van Chomsky die tegenwoordig aan Harvard doceert. “Het lijkt in zinsbouw juist heel veel op allerlei andere talen, zoals het Duits of het Russisch. Niemand zal beweren dat Duitsers en Russen alleen maar in het hier en nu leven, dus de culturele verklaring houdt geen stand.” Nevins verwijt Everett, de enige westerse onderzoeker die de taal vloeiend spreekt, verder dat hij het Pirahã in zijn laatste publicaties expres extra exotisch heeft gemaakt: woorden die vroeger met iedereen vertaald werden, worden nu weergegeven als hij-groot.

Tegenstanders beweren dat Everett het Pirahã exotischer voor doet komen dan het in werkelijkheid is.

Boekenwijsheid

“Nevins, Pesetsky en Rodrigues zoeken een alternatieve verklaring voor mijn gegevens”, zegt Everett, die inmiddels ook op het internet gereageerd heeft. “Dat is een wetenschappelijke reactie. Het is alleen jammer dat mijn oudere werk hun enige bron is. Ze hebben zelf geen veldwerk gedaan. Zo ben ik in discussie met mijn eigen proefschrift. Dat is een aardig werkstuk van een sympathieke jongen – maar ik weet het beter dan hij.” De vroegere vertaling van een aantal woorden als iedereen doet volgens hem geen recht aan de structuur van de taal.
Aan het debat ligt diepere conflicten ten grondslag over onze visie op de mens: in hoeverre worden we zo sterk door onze cultuur bepaald dat praten over universalia zinloos is? Over en weer beschuldigen de onderzoekers elkaar van onvoldoende respect voor de Pirahã. Een ander belangrijk verschil van mening gaat over de juiste methode voor taalkundig onderzoek. Everett verwijt zijn collega’s dat ze hun kennis uitsluitend uit boeken halen. “Als Nevins naar het Amazonegebied wil komen, wil ik voor hem vertalen.”
“Hij vindt dat je geen taal mag bestuderen als je nog nooit in het gebied bent geweest”, antwoordt Nevins, “maar hij doet uitspraken over de bijzonderheid van deze taal waaruit blijkt dat hij slecht op de hoogte is van hoe andere talen in elkaar zitten. Hij wil dat iedereen nu onderzoek gaat doen naar de Pirahã, maar dat is bijzonder lastig omdat die mensen eentalig zijn. En dat terwijl er nog zoveel andere Amazonetalen zijn die veel makkelijker onderzocht kunnen worden maar die iedereen links laat liggen.”
Dit artikel verscheen op 2 juni 2007 in NRC Handelsblad.

En als de taalfilosofie geen antwoord biedt is er gelukkig altijd nog de wiskunde!
Of de wiskundefilosofie zo u wil.

http://www.kennislink.nl/publicaties/de-grote-piraha-hoax

De grote Pirahã-hoax
De Zuid-Amerikaanse indianentaal, het Pirahã, heeft geen telwoorden, woorden voor kleuren of tijdsaanduidingen. Ook wordt wel beweerd dat deze taal het moet stellen zonder recursiviteit. In dit artikel wordt ingegaan op het begrip recursiviteit en de mogelijkheid of onmogelijkheid van het bestaan van niet-recursieve grammatica’s.
Precies een jaar geleden was er ineens veel media-aandacht voor een opmerkelijke Zuid-Amerikaanse indianentaal, het Pirahã. Die taal zou een probleem vormen voor alle theorieën over taal, en vooral voor de taaltheorie van de Amerikaanse taalkundige Noam Chomsky. Nog niet eens omdat het Pirahã geen telwoorden, of woorden voor kleuren, of tijdsaanduidingen kent, maar omdat er geen recursiviteit in de taal zou zitten. Maar wat is dat eigenlijk, recursiviteit? En kunnen talen het stellen zonder deze eigenschap?

Hoeveel zinnen zijn er?

Wat een taal precies is, daar kun je op heel veel verschillende manieren tegen aankijken, maar één ding is zeker: de uitingen, of de zinnen, van een taal behoren in ieder geval tot de taal. En dan mag je best van mening verschillen over de vraag wat een zin precies is (is het iets in je hoofd, of op papier, of is het een klank?), maar elke taal kent wel een aantal uitingen waarvan iedere taalgebruiker zegt: die zijn oké, die behoren tot mijn taal. De beschrijving van die zinnen is in ieder geval onderdeel van de grammatica van die taal. Een belangrijke vraag is nu: hoeveel zinnen zitten er in de taal? En dan gaat het niet zozeer over het precieze aantal, maar over de wiskundige vraag: is dat aantal eindig of oneindig?
Alle bekende talen kennen een oneindig aantal zinnen. Het zou zeer opmerkelijk zijn als het Pirahã een eindig aantal zinnen zou bevatten. Ga maar na: de taal heeft in ieder geval woorden voor ik en voor jou, en er zal ook wel een werkwoord voor kussen bestaan want kussen doet iedereen, dus je kunt makkelijk een zinnetje maken dat betekent ik kus jou. Als het Pirahã nu ook een woordje voor en heeft, kun je daarnaast een zinnetje maken dat betekent ik kus jou en jou (en dan wijs je twee personen aan). Maar nu is meteen ook mogelijk: ik kus jou, en jou, en jou. Enzovoorts. Dan heb je al meteen in principe een oneindig aantal zinnen.

Recursieve grammatica

Hoe kun je een oneindig aantal zinnen beschrijven? Je kunt ze niet eenvoudigweg opsommen, want dat duurt eeuwig, dus je moet een slimmere manier van beschrijving kiezen. De enige manier om een oneindig aantal zinnen te beschrijven is door gebruik te maken van woordgroepen. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: een zin kan een onderwerp en een gezegde zijn, en dan werk je uit wat het onderwerp kan zijn en wat het gezegde kan zijn.
Het doet er niet eens toe welke namen je kiest voor je woordgroepen, of hoe je ze indeelt, het gaat even om het wiskundige principe. Als je bijvoorbeeld – puur schematisch – zegt dat een zin kan bestaan uit 3 woordgroepen A, B en C, die ieder weer 3 mogelijkheden hebben, dan heb je met 10 regels al 27 zinnen beschreven (3 regels voor A, B en C elk, en 1 regel voor het geheel, en het aantal combinaties is 3×3×3). Dat loopt lekker snel op. Als je die woordgroep C bijvoorbeeld ook kunt opsplitsen in een paar woordgroepen (zeg 4) met een paar mogelijkheden elk (bijvoorbeeld 3), dan zit je met 20 regels al op 108 zinnen. Met een beetje slimme grammatica heb je zo miljoenen zinnen beschreven.
Wat is nu recursie? (Wiskundigen gebruiken liever het kortere woord recursie in plaats van recursiviteit). Daarvan is sprake als je in de uitwerking van een bepaalde woordgroep diezelfde woordgroep weer terugkrijgt. Dus je zegt bijvoorbeeld iets als: A is een woordgroep die kan bestaan uit de woordgroepen B en C, en B kan bestaan uit D en E en F, en daarvan kan D uit G en H bestaan, en H is mogelijkerwijs I en A. Dan heb je A weer, en dat is recursie. De vraag is nu: kun je bewijzen dat er recursie moet zitten in de grammatica van een taal? Het antwoord is: ja, dat kan. Als je een oneindige taal wilt beschrijven op de bovenstaande manier, dan moet dat met recursie.

Normalisatie

Wanneer je een taal omschrijft aan de hand van symbolen, zoals in het bovenstaande voorbeeld, werkt het het makkelijkst wanneer je elk symbool laat bestaan uit precies twee andere symbolen. Natuurlijk zijn er woordgroepen die bijvoorbeeld uit 4 andere woordgroepen bestaan. Dus A bestaat uit B en C en D en E. Deze regel kan je vereenvoudigen door te zeggen: X=B en C. Y=D en E. A bestaat dan uit X en Y. Op deze manier krijg je een genormaliseerde grammatica.
De genormaliseerde grammatica heeft een belangrijk voordeel: iedere regel die je toepast, levert je precies twee symbolen op. Pas je op elk van die twee symbolen weer een regel toe, dan heb je precies vier symbolen. Pas je op elk van die vier symbolen weer een regel toe, dan heb je precies acht symbolen. Het aantal keren dat je dit doet, zegt dus iets over de lengte van de zin die je beschrijft. De langste zin die je in k stappen kunt beschrijven is in de genormaliseerde grammatica 2k symbolen lang.
Nu tel je het aantal verschillende symbolen in je genormaliseerde grammatica. Stel dat is s. De vraag is dan: bevat je taal een zin langer dan 2s? Het antwoord is weer ja. Als je taal oneindig is, met een eindig aantal woorden, bevat hij ook een zin langer dan 2s.

De noodzaak van recursie

Wat is er zo interessant aan een zin die langer is dan 2s woorden? Nou, je hebt meer dan s stappen nodig om hem te beschrijven in je genormaliseerde grammatica. En als je maar s verschillende symbolen hebt, moet je na s stappen onvermijdelijk een symbool terug laten komen dat je al eens gehad hebt. En dat is recursie. In de beschrijving van die lange zin zit dus zeker recursie.
Daarmee is bewezen dat in elke genormaliseerde grammatica van een oneindige taal noodzakelijk recursie zit. Maar dat betekent dat in alle oorspronkelijke grammatica’s ook recursie moet hebben gezeten. Anders gezegd: een oneindige taal kan alleen met een recursieve grammatica beschreven worden. Als het Pirahã oneindig veel zinnen heeft, bevat de grammatica van het Pirahã gewoon recursie. Net als alle andere menselijke talen.

"Aan het debat ligt diepere conflicten ten grondslag over onze visie op de mens: in hoeverre worden we zo sterk door onze cultuur bepaald dat praten over universalia zinloos is?"
Wetenschapsfilosofie.
Wiskundefilosofie.
Taalfilosofie.
De grammatica van het geluk.

De Piraha leven in het hier en nu.
Ze leven zonder "zijn".
Dat is de weg naar het geluk.
Ligt ons geluk bij de piraha?
Ik denk dat niet.
The Pirahã people do not call themselves Pirahã but instead the Hi'aiti'ihi, roughly translated as "the straight ones".
Zelfs als er weinig gepraat wordt, kan er nog te veel gepraat worden.


Een pleidooi voor een open matroesjka.





Bang voor zijn
De korte pijn
Ik spuw venijn.

Een beetje Jezekeszalf
is opium voor iedereen
Maar alleen de argelozen dromen.



zaterdag 5 mei 2012

Siegfried Bracke





"Het zijn de feiten die hem de das hebben omgedaan",
zei de man met de stropdas.
"De feiten zijn op dag A wat ze zijn. Dat kan verschillen van de feiten zoals ze op dag B zijn. Zo simpel is het",
zei de man met de vlinderstrik.
Er is geen ademruimte meer
voor de luchtpijp.

vrijdag 4 mei 2012

Lucebert


De zeer oude zingt

er is niet meer bij weinig
noch is er minder
nog is onzeker wat er was
wat wordt wordt willoos
eerst als het is is het ernst
het herinnert zich heilloos
en blijft ijlings

alles van waarde is weerloos
wordt van aanraakbaarheid rijk
en aan alles gelijk

als het hart van de tijd
als het hart van de tijd

dinsdag 1 mei 2012

Thomas


Ik heb een verbolgen mailtje gekregen van Dirk Verhofstadt.
Hij was niet opgezet met mijn reactie op zijn boekbespreking.
 (http://vijfvoortwaalf.blogspot.com/2012/03/martin-luther.html)
"Als u het zo veel beter kan, doe het dan zelf".
Een boekbespreking dus.
Ik heb het boek "De ongelovige Thomas heeft een punt" gelezen.
Daar gaan we.


Jezus Christus was een scepticus.
Lees dat nog maar een keer.
Jezus Christus was een scepticus.
Deze stelling is op zich al intrigerend genoeg om u het boek "De ongelovige Thomas heeft een punt" aan te schaffen.
Bovendien wordt deze controversiële stelling met brio verdedigd door de koptici Johan Braeckman en Maarten Boudry.



Uitgangspunt van het boek is het evangelie volgens Thomas. Het evangelie volgens Thomas is een Koptisch geschrift dat in 1945 werd ontdekt en dat wordt toegeschreven aan de apostel Thomas.

Dit evangelie is een zeer merkwaardig geschrift.
Het is ouder dan de andere evangelies en "ouder" weegt door volgens de historische methode.
Er is ook een stijlbreuk met de andere evangelies, het evangelie van Thomas bestaat alleen uit uitspraken van Jezus Christus, ontdaan van alle franjes.
En dan is er de merkwaardige inhoud natuurlijk.
Non-dualisme bijvoorbeeld.
Dit non-dualisme heeft er voor gezorgd dat het evangelie van Thomas zowat de bijbel van de gnostiek geworden is.
Maar onze beide Koptici werpen nu een ander licht op dit duistere evangelie. Beide heren hadden al een wereldvermaarde reputatie omdat ze in het openbaar bij wijze van running gag louter Koptisch praten (bekijk de hilarische filmpjes op You Tube!). Met deze nieuwe vertaling van het evangelie plaatsen ze echter opnieuw hun sérieux als volbloed sceptici op de agenda.
De auteurs geven ook altijd interessante verwijzingen naar andere sceptische auteurs.
Zo plaatsen ze Spinoza bij vers 113

113 His disciples said to him, "When will the kingdom come?"
"It will not come by watching for it. It will not be said, 'Look, here!' or 'Look, there!' Rather, the Father's kingdom is spread out upon the earth, and people don't see it."

Indien al de weg, welke, naar ik aantoonde, daarheen leidt, zeer bezwaarlijk lijkt te zijn, hij kan nochtans worden gevonden. En voorzeker, wèl moet het moeilijk zijn, wat men zóó zelden aantreft. Want indien de redding voor het grijpen lag en zonder groote inspanning te bereiken was, hoe ware het dan wel mogelijk dat zij door bijkans iedereen wordt voorbij gezien? Doch àl voortreffelijks is even moeizaam als zeldzaam.

De ongelovige Thomas heeft voorwaar een punt.