zaterdag 29 oktober 2011

Mark Elchardus

http://www.demorgen.be/dm/nl/2461/De-Gedachte/article/detail/1341123/2011/10/29/Het-pessimisme-achter-het-populisme.dhtml


Het pessimisme achter het populisme


29/10/11, 09u17

Bij de 40 procent van de Vlamingen meent dat de 'gewone mensen' het beter weten dan politici en experts. Er lopen dus nogal wat populisten ronds. Maar wie zijn ze, die populisten? Mark Elchardus is socioloog aan de Vrije Universiteit Brussel en auteur van De dramademocratie.

  • Populisme wordt vaak verward met de standpunten die 'populistische' partijen innemen: anti-islam, eurosceptisch, tegen belastingen. Maar er is geen dwingende reden waarom het rechts zou zijn
Overal in Europa oogsten populisten succes. Populisme als vaste ingrediënt, daarnaast wisselende cocktails van andere standpunten: tegen de islam, tegen immigratie, voor law and order, tegen Europa, tegen belastingen, tegen regelneverij, regionalist, nationalist... De kern van het populisme is een kloof die wordt geponeerd tussen enerzijds de goede en verstandige en opmerkzame "gewone mensen" en anderzijds de moedwillig blinde, wereldvreemde, indien al niet ronduit corrupte elite. Die laatste wordt ook omschreven als de "intellectuelen", "de experts", "het establishment" en bovenal "de politiekers". Breng de "gewone mensen" samen, tien, honderd, desnoods duizend van dat slag, en - wonder boven wonder - onze problemen smelten als sneeuw voor de zon.

Populisme wordt niet zelden beschouwd als een louter retorische strategie van demagogen. Waar de oude politieke structuren wankelen, tappen ambitieuze politici (die niet snel genoeg aan de bak komen) uit het populistische vaatje. Er schuilt halve waarheid in die bewering. De meest talentrijke populisten - een wijlen Pim Fortuyn, misschien ook wel een aankomende Marine Le Pen - treden op als culturele entrepreneurs die het populisme gebruiken om zich op de electorale kaart te zetten en het denken en voelen van hun electoraat te sturen. Het is echter onwaarschijnlijk dat zij dat kunnen doen als er al niet een vruchtbare voedingsbodem aanwezig is, als een aantal mensen de samenleving al niet door een populistische bril bekijkt en waarneemt als scherp verdeeld tussen de reddende "gewone mensen" en de corrupte elite. Die voedingsbodem werd nog maar zelden onderzocht.

Beschouwingen over het populisme volgen bijna steeds een kronkelend pad. Men klasseert eerst partijen als populistisch, kijkt dan naar wat die partijen doen en beschouwt de electorale en retorische strategieën van die partijen dan als de kenmerken van het populisme. Die aanpak heeft het grote nadeel dat men populisme verwart met de andere standpunten die de als populistisch geboekstaafde partijen innemen: anti-islam, eurosceptisch, tegen belastingen, regionalistisch en dies meer. Het is best mogelijk die standpunten te verdedigen zonder populistisch te zijn. Populisme is niet inherent met die standpunten verbonden. In het verleden en vandaag nog in Latijns-Amerika is populisme overwegend links. Hier en nu, in deze uithoek van de wereld, is het rechts. Daar is geen dwingende reden voor. Dat is een gevolg van omstandigheden en roept de boeiende vraag op waarom Europees populisme vandaag overwegend rechts is. Om daarop te kunnen antwoorden moet het populisme echter los van de partijvoorkeur worden bestudeerd, als een houding van mensen.

'Gewone mensen weten het beter'
We hebben dat gedaan, het populisme niet bestudeerd op basis van de klap van politici, maar als een houding van kiezers. We deden dat door steekproeven van de bevolking uitspraken voor te leggen die enerzijds wijzen op het geloof dat de "gewone mensen" het beter weten dan de elite, anderzijds stellen dat politici meer naar die "gewone mensen" zouden moeten luisteren. Eentje daarvan luidde: "Ministers zouden beter wat minder in hun bureau zitten en zich wat meer onder het gewone volk begeven". In 2006 stemde 71 procent van de mensen daarmee in (in een steekproef van 2.330 Vlamingen, 18 tot 80 jaar oud), in 2010 73 procent (in een steekproef van 1.967 Vlamingen, 18 tot 75 jaar oud). Er lopen dus nogal wat populisten rond in Vlaanderen. 70 à 85 procent stemt in met uitspraken die stellen dat politici en ministers meer moeten luisteren naar de "gewone mensen" en bij de 40 procent is het eens met uitspraken die stellen dat de "gewone mensen" het beter weten dan politici, experts en hooggeschoolden. Geen wonder dat ministers zich graag laten filmen terwijl ze zich onder het gewone volk begeven. Bij noodweer worden daarvoor gezwind de rubberlaarzen aangetrokken.

Dat betekent niet dat alle partijen in dezelfde mate populistische kiezers aantrekken. We vinden de populisten vooral bij de twee extremistische partijen, het Vlaams Belang en de PvdA, en ook bij de groepen die niet meedoen, niet naar de stembus gaan of als ze zich daar toch naartoe slepen, blanco of gewild ongeldig stemmen. Populisten stemmen zich weg. De electoraten van alle andere partijen zijn nagenoeg even populistisch. Dat geldt voor CD&V, N-VA, Open Vld, sp.a en zelfs voor Lijst Dedecker. In tegenstelling tot wat nogal eens wordt beweerd is de N-VA geen populistische partij; zij trekt alleszins niet meer populistische kiezers aan dan de traditionele partijen.

Maar wie zijn ze dan, die populisten? In Europese kringen worden zij nogal eens voorgesteld als sukkels, verliezers van de moderniteit, mensen die niet meekunnen met de kenniseconomie, die slachtoffer werden van de globalisering en door de nieuwe wereldorde in een kwetsbare positie werden gedrongen, daarom een beetje verloren door de "nieuwe" samenleving van twitterende wereldburgers dolen. Voor Vlaanderen geldt dat alvast niet. Een zwakke, kwetsbare economische positie werkt populisme niet rechtstreeks in de hand. Radeloosheid evenmin. De populist is niet ontevreden met zijn leven, integendeel.

Drie factoren zijn daarentegen wel heel belangrijk. Populisten zijn, ten eerste, mensen die van oordeel dat zij niet krijgen wat hen toekomt: de wereld is "nie just" met hen. Zij combineren, ten tweede, een relatief laag onderwijsniveau met een sterke voorkeur voor zeer populaire media, kranten en de "boekskes". De media waarvan zij houden zijn die welke ze goed begrijpen en waarin ze een echo van de eigen overtuigingen horen (die mede door die media zijn gevormd). Populair in hun soort televisie is onder meer het realitygenre, dat opvallend gewone mensen toont die toch iets buitengewoons aan het doen zijn of hebben gedaan. Die capaciteit om het ogenschijnlijk heel gewone toch boeiend en belangwekkend te maken vernielt de ongelijkheid tussen het oordeel van de "gewone mensen" en dat van de elite; het plaatst het eerste in de kijker en boven het tweede. Het zal geen toeval zijn dat in dergelijke programma's opvallend veel moet worden gestemd, vooral weggestemd. Dat soort massamedia maakt mondig, zo wordt beweerd. Alweer een halve waarheid. Populisten verkwanselen die mondigheid immers, zeker in Vlaanderen, meteen door uitermate onnuttig stemgedrag. Het gaat niet om mondigheid, maar veeleer om wat de Canadese communicatiewetenschapper Lance Bennet de "democratisering van de waarheid" noemt: de waarheid van de "gewone" man en vrouw is evenveel, ja zelfs meer waard dan die van de experts.

Ten derde, en veruit de belangrijkste reden om populist te worden, is dat men van oordeel is dat het bar slecht gaat met de samenleving. Dat is, uiteraard, de fout van de huidige politici en elite. Die hebben het voor 't zeggen, maar zien de problemen niet, willen ze zelfs niet zien. Daarom rest slechts één hoop: luisteren naar de "gewone mensen". Het zijn vooral de mensen die van oordeel zijn dat het steil bergaf gaat met onze samenleving, die populist worden.

Wat te doen met populisme?
Niet zelden wordt meer directe democratie als remedie aanbevolen. Al te gek. We zagen immers dat populisten een voorkeur hebben voor niet-deelname, voor blanco en ongeldig stemmen. Daarenboven blijkt dat populisten nogal autoritair zijn aangelegd. Zij zien wel iets in sterke mannen en zakenkabinetten. Liever dan geregeld op te draven voor volksraadplegingen luisteren ze naar een charismatische leider die het gezond verstand belichaamt en durft te zeggen wat de "gewone mensen" wel durven te denken, maar niet altijd kunnen of durven onder woorden te brengen.

Een andere weinig praktische aanbeveling om het populisme te lijf te gaan is op zich best edelmoedig: verminder ongelijkheid, geef mensen meer houvast en zekerheid en het populisme zal afnemen. Waarschijnlijk wel, maar hoogstwaarschijnlijk op lange termijn en in homeopathische dosis.

Er wordt ook gepleit voor meer laaggeschoolde parlementariërs, partijvoorzitters en ministers. Hoe doen we dat? Met quota? En zullen de laaggeschoolden die zich aldus onderscheiden, representatief zijn voor alle laaggeschoolden? Waarschijnlijk niet. In dit verband is er trouwens enige ervaring om van te leren. De laatste keer dat een jongen van de vakschool het tot minister en partijvoorzitter schopte, werd zijn vermeende populisme hem zeer kwalijk genomen. Hij nam "intellectuelen" ook graag op de korrel en bleek uiteindelijk te volatiel voor het politieke werk van lange adem.

Nee, er zijn slechts drie gepaste manieren om op het populisme te reageren... en slechts één daarvan is vandaag haalbaar én doeltreffend.

De eerste aanpak is oprechtheid. Weten de "gewone mensen" het beter dan de elite, de experts, de intellectuelen en de politici met ervaring? Nee, natuurlijk niet. De democratisering van de waarheid is een onding. Niet iedereen is even goed in het vinden, verwerken en gebruiken van informatie. Uiteraard weet iedereen wat hem dwarszit. Het is onvergeeflijk dom van politici daar niet aandachtig en gevolgrijk naar te luisteren. De bekwaamheid om te klagen is universeel, gelijk verdeeld. De bekwaamheid haalbare oplossingen voor te stellen is dat spijtig genoeg niet. Het probleem met populistische politici is niet dat ze inspelen op de problemen die de mensen ervaren - alle politici zouden dat moeten doen - het probleem is dat ze in de naam van het gezond verstand schabouwelijke onzin kwijlen.

Zij kunnen dat doen omdat de beleidspartijen zich onvoldoende tot de zorgen van de mensen hebben gericht, de gegrondheid van die zorgen niet zelden hebben ontkend, en nu, als die zorgen niet langer kunnen worden genegeerd, niet goed weten wat te doen. Waarover maken de populisten zich zo al allemaal zorgen? Groeiende normloosheid, verlies van samenhorigheid, van respect en solidariteit, verloedering van het milieu, de onbetrouwbaarheid van het eten, de enorme toename van het aantal regels en regeltjes, de groeiende internationale competitie, het risico op delokalisatie, de afbouw van de sociale zekerheid, het vooruitzicht meer en harder en langer te moeten werken voor minder, de problemen van diversiteit, de groeiende spanningen en conflicten tussen culturen en religies, het verworden tot vreemde in eigen land en buurt. Die zorgen hangen onderling heel sterk samen. Wie op een van die vlakken achteruitgang ziet, onderkent die doorgaans ook op de andere gebieden. Samen gaat het om een wijdverbreid en bijzonder pessimistisch achteruitgangsdenken. Wie zo denkt heeft heel veel kans populist te zijn. Het populisme is in feite de politieke uitdrukking van dat achteruitgangsdenken. Van al die problemen kreeg enkel het milieuprobleem voldoende politieke én technocratische aandacht. Zou het toeval zijn dat zich rond dat probleem geen populistische partij profileert, terwijl al de andere problemen centraal staan in het hedendaagse Europese populisme?

De elite heeft die andere problemen onvoldoende onderkend en erkend. Waarschijnlijk is het hedendaagse Europese populisme daarom overwegend reactionair en rechts: de hoop wordt gesteld op minder hufterigheid, op nationale grenzen en nationale soevereiniteit; de multiculturaliteit wordt beschouwd als volkomen mislukt, we moeten hard zijn nu, meedogenloos... Het gaat om problemen waarvoor de vertrouwde (rechtse en linkse) denkkaders niet meteen oplossingen aanreiken.

Politieke vernieuwing
De tweede manier om populisme aan te pakken is daarom grondige politieke vernieuwing, niet in de spelregels van de democratie, maar in de visies, de aanpak, het beleid, de instellingen. Dat veronderstelt dat ideologische vooringenomenheid wordt geruild voor compromisloze waarneming en innoverend denken. Voor de gesignaleerde problemen moeten haalbare oplossingen worden voorgesteld. We zijn daar, vrees ik, lichtjaren van verwijderd. Beleidspartijen, maar ook intellectuelen en wetenschappers staan vandaag met de mond vol tanden. Ratingbureaus kelderen staten, staten liquideren die bureaus niet en reguleren evenmin de financiële markten. De nare gevolgen van al het onbekwame en onverantwoorde gedrag worden doodleuk naar de burgers doorgeschoven. Dat is de maat van onze onmacht. We falen politiek, maar bovenal intellectueel.

Voorlopig hebben we maar één (cynisch) verweer tegen het populisme: het Europese democratische deficit. Een politiek die inmiddels voor bij de zeventig procent van onze wet- en regelgeving zorgt, maar die vorm krijgt - far from the madding crowd - ver weg van de media en nog verder weg van de opvattingen van de "gewone mensen". We gaan een kleine revolutie tegemoet, een nieuw sociaal pact zowaar; we moeten bij de 22 miljard per jaar zien te besparen tegen 2015. Onze welvaartsstaat stond nooit voor een grotere uitdaging. Niet omdat we dat samen hebben beslist, niet omdat het past in ons maatschappijproject, maar omdat Europa het oplegt en de financiële markten het op hun beurt aan Europa opleggen.

Populisten weten dat Europa hun enige echte vijand is. Wat als zij, samen met de financiële markten, het nu kwetsbare Europese project kelderen? In de coulissen maken de charismatische leiders al hun opwachting. Ironisch. Als dam tegen erger rest ons een democratisch deficit, pijnlijke besparingen, hogere belastingen en jaren van lage groei. Een ander duidelijk en afdoend antwoord op het populisme hebben we voorlopig niet. Oh ja, toch wel... we kunnen verontwaardigd zijn.


40 procent van de Vlamingen zijn populistisch.
Dat zeg ik niet, dat zeggen de cijfers.
Nu, het toeval wil dat ik een cijferoloog ben.
Enfin, om helemaal eerlijk te zijn, een halve cijferoloog. Ik ben kandidaat (de laagste academische graad) in de cijferologie. Cijferologie was in mijn studentenjaren een opleiding aan de VUB, na het kandidaatsexamen kreeg je dan de titel "cijferluisteraar", na het licentiaatsexamen was je een gediplomeerd "cijferfluisteraar".
Ik heb mijn studie niet helemaal afgemaakt, maar gelet op mijn met vrucht beëindigde kandidatuur meen ik toch te mogen stellen dat ik naar cijfers kan luisteren.
40 procent van de Vlamingen zijn populistisch.
Dat is wel rap gezegd natuurlijk, maar is dat wel zo?
Heel het essay van de heer Elchardus staat of valt met de cijfers.
Ik heb mijn oor eens te luisteren gelegd.
En wat blijkt?
0,000497265 % van de Vlamingen zijn populistisch.
In een steekproef van 2011 cijfers (telefonische enquête bij 2011 , dat leek me een leuk getal om te stoppen, cijfers tussen nul en oneindig) stelde ik de vraag "Bent u bekwaam om een haalbare oplossing voor te stellen?"
De enige die daar negatief op antwoordde was een cijfer met de naam pi die nogal een verwarde uitleg begon te geven dat vragen die begonnen met "bent u ..."  principieel beantwoord werden met een  "nee".
"We kunnen verontwaardigd zijn..."
We zijn allemaal indignados.
Ik stel mij de vraag of we nog niet-verontwaardigd kunnen zijn?
Ik ben daar redelijk pessimistisch over.
Het pessimisme over het niet-populisme.

P.S. weerom geweldige cartoon.

woensdag 26 oktober 2011

Stephen Hawking

Gisteren ben ik in een ietwat genante situatie verzeild geraakt.
“Hoe komt dat zo”, vraagt u zich af.
Wel, gisteren gaf Stephen Hawking een lezing in Leuven en ik was daar bij.
Dat kan u misschien verbazen omdat u mij nog altijd een beetje als een wereldvreemde kwiet beschouwd, maar ik ben wel degelijk vertrouwd met het oeuvre van Stephen Hawking.
Wat meer is, “A brief history of time” staat niet alleen in mijn boekenkast, ik heb het ooit op een blauwe maandag zelfs gelezen.
Laat ik u niet langer in spanning houden. Wat is er gebeurd tijdens de lezing van Stephen Hawking?
Ik ben in slaap gevallen.
Erg hé.
Dit is niet zo maar een boutade om een ironische noot bij het werk van Stephen Hawking te plaatsen, helemaal niet zelfs. Geloof me, als ik een ironische noot bij het werk van Stephen Hawking zou willen plaatsen, dan zou ik een tekstje schrijven en dan zou ik niet de moeite doen om me naar de aula De Somer te verplaatsen.
Nee, echt waar, ik ben gewoon in slaap gevallen. Redelijk genant.
“Can you hear me?”
Zo begon de lezing van Stephen Hawking.
Verder herinner ik me niets meer tot ik wakker werd van het applaus.
Een moment waarin de tijd even had stilgestaan als het ware.
Een mij onbekende buurman sprak mij aan.
“Toch wel indrukwekkend hoor, zo intens nadenken over de eerste vragen van de mens. Waar komen wij vandaan, waarom zijn we hier…”

Nu, ik geef eerlijk toe dat ik in slaap gevallen ben, maar ik ben toch wel erg zeker van mijn stuk.
“Can you hear me?”
Dat was wel degelijk de eerste vraag.

http://dagkrant.kuleuven.be/?q=node/10169

zaterdag 22 oktober 2011

Jan Hoet

interview met Jan Hoet in De Morgen Magazine.

"Alle grote dingen komen uit chaos, uit ontwrichting. Uit orde ontstaat het kwaad. Het is een mombakkes waarachter je alles kan verbergen. Het maakt je los van alle medeplichtigheid. In de orde is alles gecategoriseerd, afgebakend, opgedeeld. Iedereen heeft zijn functie en is derhalve onschuldig voor het totaalbeeld. Dat is wat managers vandaag doen. Zij bakenen alles af in een leugen. Ik geloof daar niet in. De leugen van de perfectie doodt creativiteit en motivatie. Het is allemaal opgedrongen."

Jan Hoet is groots als hij de taal van zijn moeder spreekt.

"Mijn moeder zocht haar eigen schilderijen uit. Zij wist weinig van kunst. Als ik haar zou gevraagd hebben wat impressionisme was, zou ze het hoofd hebben afgewend. Zij kocht op intuïtie en achteraf bleek dat ze een bijzonder goede smaak had. Sterker nog, de schilderijen die zij had gekozen bleken twintig jaar later van een hogere artistieke kwaliteit te zijn dan de collectie van mijn vader. Ik heb ontzettend veel liefde van haar gekregen."
"Mijn hele leven heb heb ik de neiging gehad altijd het intuïtieve in mezelf op te zoeken. Niets is mooier dan de frisheid van de intuïtie. Ik was me daar wellicht bewuster van dan mijn moeder. Zij was niet geconditioneerd door kennis, ik wel. Ik heb altijd een strijd moeten voeren tussen kennis en intuïtie, tussen weten en voelen. Juist omdat ik mijn kunstbeleid zo'n intuïtief uitgangspunt had, gingen er vrachten kritiek over me heen. Intuïtie behoort tot de mythologie en daar waren al die criticasters bang voor. Voor hen moest alles theoretisch zijn. Theorie is de hel. De hele wereld is theorie geworden en zie waar de wereld staat: aan de afgrond."

Jan Hoet voert nog altijd strijd tussen kennis en intuïtie.
"de schilderijen die zij had gekozen bleken twintig jaar later van een hogere artistieke kwaliteit te zijn dan de collectie van mijn vader"
Jan Hoet spreekt soms de taal van zijn vader.


@ Jan: Bij deze stel ik mij kandidaat om naar Yinchuan te gaan.
Oh ja, bijna vergeten, mijn kunstwerk.
Een volledig witte kamer, de deur moet ook volledig weggewerkt zijn.
Onzichtbaar zijn er verschillende blazers opgesteld achter de muren, in de grond en in het plafond.
In de kamer is er een doorzichtige bal in licht materiaal die voortdurend rond dwarrelt in de kamer.
"Womb" is de titel van het kunstwerk. Mooi woord trouwens, womb. Het lijkt wel of je er in zit als je het uitspreekt. Bestaat er een naam voor dergelijke stijlfiguur?
Al vind ik "baar-moeder" ook wel een mooi woord. Maar misschien is dat te provincialistisch.
Mijn eerste idee was eigenlijk om het naar je mama te vernoemen. Maar dat vond ik een beetje te slijmerig.
Of anders een Chinese "womb": 子 宫 [zĭgōng]. 
Letterlijk vertaald betekent dat "De tempel van het kind". Mooi toch. (U ziet, ik ben helemaal klaar voor dat China reisje).
Of misschien gewoon "Worden". "Worden" is de baarmoeder van het Zijn
Ach, bekijk het maar. Een titel, dat is zeggen wat het "is".
Zeggen wat het "is", is dat niet eerder het werk van de kunstkenner dan dat van de kunstenaar?




dinsdag 18 oktober 2011

Niki

De indignados.
"Het is niet zo duidelijk waar men voor staat", lees ik wel eens.
Ik ben het daar niet mee eens.
"Ik wil mijn eigen maatschappij maken"
Dat laat aan duidelijkheid toch niets te wensen over.



"Volledig uit de context gerukt...", hoor ik wel eens.
Denk er gewoon eens over na.
Trouwens, ik pleit schuldig. Ik wil mijn eigen maatschappij maken.
Al pleit ik wel verzachtende omstandigheden: het is met voorbedachten rade!

zaterdag 8 oktober 2011

Steve Jobs

De opvolger van Steve Jobs is een neurochirurg

08/10/11, 12u03

De inzichten van Steve Jobs waren visionair, maar ook na hem is er nog ruim marge voor vernieuwing, schrijft Johan Braeckman, hoogleraar filosofie aan de Universiteit Gent.

  •  Steve Jobs is een van de mensen die het mogelijk maakten dat we overal en op elk moment toegang hebben tot een virtueel oneindige hoeveelheid informatie. Dat is zijn betekenis, zijn grote historische rol  
Wie herinnert zich de Canadese communicatiewetenschapper Marshall McLuhan nog? Hij overleed in 1980 en publiceerde zijn belangrijkste werk in de jaren zestig van de vorige eeuw. Zoals dat vaker gaat met ooit invloedrijke denkers, is McLuhans werk ondertussen gereduceerd tot enkele slogans: "the medium is the message" en de wereld wordt een "global village". De dood van Steve Jobs is een prima aangelegenheid om McLuhan te herlezen.

Uit de reacties op Jobs' overlijden komt een grote eensgezindheid naar voren dat hij de wereld veranderde. De Macintosh, de Next computer, de iMac, de iPod, de iPhone en de iPad: ze maken McLuhans visionaire 'mondiale dorp' steeds realistischer. In 1967 schreef McLuhan het volgende: "Op merkwaardige wijze is de mens van jager-verzamelaar getransformeerd tot informatie-verzamelaar. In die rol is de elektronische mens evengoed een nomade als zijn prehistorische voorloper." McLuhans bedenking is juist.

Steve Jobs is een van de mensen die het mogelijk maakten dat we overal en op elk moment toegang hebben tot een virtueel oneindige hoeveelheid informatie. Dat is zijn betekenis, zijn grote historische rol. Jobs stelde zich geen vragen bij de informatie op zich. Het ging hem niet om de kwaliteit van de informatie, maar om de kwaliteit van de dragers, verwerkers en zenders ervan: steeds sneller, compacter, eenvoudiger, meer gebruiksvriendelijk, en met een esthetische flair. Het visionaire van Jobs was veeleer psychologich dan technisch: hij begreep dat hij van mensen informatiejunkies kon maken. We hebben aan Jobs geen revolutionaire theoretische kennis te danken. De basisinzichten waarop hij zich baseerde waren er reeds.

Sommige ervan, zoals de ontwikkeling van de formele logica, gaan terug tot de Griekse filosoof Aristoteles en de negentiende-eeuwse logicus George Boole. Andere aspecten danken we aan zeventiende-eeuwse genieën zoals Blaise Pascal, die een rekenmachine uitvond, en aan Gottfried Wilhelm Leibniz, die inzag dat we een code kunnen ontwikkelen die universele communicatie mogelijk maakt. Charles Babbage ontwierp reeds in de negentiende eeuw een computer die in principe kon werken. John von Neumann en Alan Turing werkten in de twintigste eeuw de wiskundige details ervan uit, en Claude Shannon en Norbert Wiener zorgden voor wetenschappelijke exactheid in de studie van informatie. Zonder dit alles geen computers, dus ook geen Steve Jobs. Het is intrigerend dat enkele korte artikelen, in het bijzonder van Shannon, von Neumann en Turing, vrijwel onbegrijpelijk voor leken, aan de grondslag liggen van de hele computerrevolutie.

Dat doet geen afbreuk aan de rol van Steve Jobs in dit verhaal, maar het laat toe om hem in een breder perspectief te plaatsen. Jobs hielp mee om van de informatiestroom een zondvloed te maken. Aan het begin van die stroom ligt de bron: het menselijke vermogen om woorden, zinnen en hele verhalen te scheppen en die over te brengen naar andere mensen. Enkele anonieme voorlopers van Steve Jobs begrepen reeds duizenden jaren geleden dat we natuurlijke taal in symbolen kunnen omzetten, waaruit het schrift zich ontwikkelde. Alles vloeit daaruit voort. Het is een invalshoek om de menselijke geschiedenis te begrijpen: de verbetering en verfijning van methodes om informatie vast te leggen, te kopiëren, te vermenigvuldigen en over te brengen. In die zin is het niet meer dan logisch dat Jobs in de jaren zeventig zijn mosterd haalde bij Xerox, een bedrijf dat gespecialiseerd was in het maken van kopieën. Opnieuw, Jobs' vernuft zat in het psychologische: hij zag in een flits dat Xerox de middelen had om mensen massaal te bekeren tot de computer. Mooi is ook dat Jobs, nadat hij zijn studies opgaf, 'nutteloze' lessen in kalligrafie volgde, die jaren later van pas kwamen. Van de ontwikkeling van het schoonschrift naar de graphics van Apple en Pixar, het is maar een kleine stap.

Gutenberg

In de middeleeuwen moest men naar kloosters en universiteiten reizen om boeken te lezen, die soms letterlijk waren vastgeketend. De drukpers, ontwikkeld in de vijftiende eeuw, betekende een dijkbreuk. De letterdruktechniek, aanwezig rond 1450, maakte een snelle productie van boeken mogelijk. Overal in Europa ontstonden drukkerijen. Aan het eind van de vijftiende eeuw hadden meer dan duizend drukkers reeds tussen acht en tien miljoen exemplaren gedrukt van meer dan veertigduizend boeken. De historicus Thomas Carlyle schreef in 1836: "Hij die voor het eerst het werk van kopiisten bekortte door middel van losse drukletters, ontbond huurlegers en dankte de meeste koningen en senaten af en schiep een geheel nieuwe democratische wereld". Johannes Gutenberg of Steve Jobs: wie is het meest invloedrijk? Het is nog te vroeg om te antwoorden, en overigens: waarom zouden we kiezen? Beiden hielpen ze om van een beekje een stroom te maken, en van een stroom een vloed, die de wereld overspoelt. Wat is de volgende stap, en wie zal hem zetten? Ik zie maar één mogelijkheid. Net zoals kleitabletten, papyrusrollen en boeken, is een computer nog steeds een externe drager van informatie, ook al bevindt hij zich in mijn eigen huis en vlak voor mijn neus. De ultieme grens moeten we nog doorbreken: informatie rechtstreeks intern binnenbrengen. De opvolger van Steve Jobs is een neurochirurg die weet hoe hij chips in mijn brein kan integreren.
bron:
Johan Braeckman heeft, net zoals Sam Harris, de verdienste om de keuze die we moeten maken op scherp te stellen.
P.S. In tegenstelling tot Johan Braeckman geloof ik niet zo in toekomst voorspellingen. Ik heb een flauw vermoeden dat dat hem veel plezier zal doen.
P.P.S. Laten we nog eens die fijne traditie van de P.S. in ere herstellen.
P.P.P.S. Dikwijls staan daar toch de belangrijkste dingen in, niet?
P.P.P.P.S. Laten we hopen dat de opvolger van Steve Jobs geen filosoof is, bidden dat het een filosoof wordt.

woensdag 5 oktober 2011

Johan Braeckman

“We hebben hier met het aloude probleem te maken wat je liever bent, een ongelukkige Socrates die de grenzen van zijn rationaliteit kent of een gelukkig varken dat zich wentelt in de modder?
Ik kies alvast voor Socrates, want ik ben een optimist en ik besef dat een mens het geluk ook kan vinden in de kennis.”

Johan Braeckman in de boekenbijlage van de Morgen.

Ik had het zelf niet beter kunnen formuleren.
Johan Braeckman is een filosoof die een pleidooi houdt voor “het kritisch denken”.
U vraagt, wij draaien beste Johan.
Hout u vast aan de takken van de bomen….

De vraag is “Wat je liever bent”.
Je kiest voor een ongelukkige Socrates.
Een ongelukkige Socrates is ongelukkig.
Je moet niet echt een meester in het kritische denken zijn om dat te begrijpen dunkt me.
“Je bent ongelukkig”.
U kan het geluk misschien vinden, maar u zal nooit gelukkig zijn.
U kiest er immers voor om ongelukkig te zijn.

In een “Zijn” wereld is de enige relevante vraag “wat is”.
Stel u eens voor dat het varken uit de modder zou opstaan en de gevleugelde woorden “ik ben liever een ongelukkige Socrates” zou uitspreken.
Zou u daar met uw kritische denken niet eens smakelijk om lachen?
“Jammer maar helaas, de lieverkoeken worden hier niet gebakken piggy.  Je bent een varken en je blijft een varken”.
Dat is de logica zelve dunkt me.

Ik weet het, ik ben een varken. Een varken dat luistert naar de naam Dexter.